Vijf-jareneis voor studiefinanciering is EU-proof

Contentverzamelaar

Vijf-jareneis voor studiefinanciering is EU-proof

Nederland mag van studenten uit andere EU-landen verwachten dat zij vijf jaar ononderbroken in Nederland hebben verbleven voordat zij op gelijke voet met Nederlanders aanspraak kunnen maken op studiefinanciering. Het EG-Hof van Justitie heeft dit bepaald in de zaak Förster. De regels van de IB-groep voorzien volgens het Hof in een ‘hoog niveau van rechtszekerheid en transparantie’.

In 2000 kwam de Duitse studente Jacqueline Förster naar Nederland om te studeren in Amsterdam. Normaal gesproken hebben buitenlandse studenten geen recht op studiefinanciering. Maar omdat zij daarnaast ook ging werken, beschouwde de IB-groep haar als EG-werknemer in de zin van artikel 39 EG-Verdrag. Om die reden had zij recht op studiefinanciering alsof zij Nederlandse was. Bij een controle stelde de IB-groep vast dat Förster tussen juli 2003 en december 2003 geen betaalde arbeid had verricht. Hierop besloot de IB-groep dat zij niet meer kwalificeerde als EG-werknemer en vorderde de studiefinanciering voor die periode terug.

Förster zette hier tegenover dat zij inmiddels geïntegreerd was in de Nederlandse samenleving, en daarom op gelijke voet als Nederlandse studenten moest worden behandeld en dus aanspraak kon maken op een beurs voor levensonderhoud. In een beleidsregel van de IB-groep wordt echter een criterium van vijf jaar onafgebroken verblijf gehanteerd voordat sprake kan zijn van integratie.

De IB-groep introduceerde het criterium van vijf jaar in 2005 na het arrest in de zaak Bidar, toen bleek dat studenten wel degelijk gelijk aan nationale onderdanen moesten worden behandeld als zij geïntegreerd zijn in de samenleving. Het Hof acht de eis van vijf jaar geschikt om te garanderen dat een persoon geïntegreerd is in de Nederlandse samenleving en verwijst hiervoor naar het identieke criterium in richtlijn 2004/38 betreffende het vrij verkeer van EU-burgers, ondanks het feit dat die richtlijn in deze zaak niet van toepassing is (de feiten deden zich voor in 2003). Het criterium in richtlijn 2004/38 kan dus ook de goedkeuring van het Hof wegdragen.

De gevolgen van het arrest in de zaak Bidar zijn volgens het Hof niet beperkt in de tijd.
Door na dit arrest, anticiperend op de inwerkingtreding van richtlijn 2004/38, deze eis te introduceren en toe te passen op de zaak van Förster heeft de IB-groep een hoog niveau van rechtszekerheid en transparantie aan studenten geboden, zo complimenteert het Hof de IB-Groep.

Het Hof steunt hiermee de beleidskeuzes van de IB-groep en de Nederlandse regering. Na het arrest in de zaak Bidar bleef het immers onduidelijk welke periode geschikt was om de mate van integratie te meten. Een poging van de Europese Commissie om het communautaire begrip ‘werknemer’ in de zin van artikel 39 EG op te rekken strandde. Haar stage gedurende de periode dat zij geen werk had, maakte haar volgens het Hof geen EG-werknemer.