Wetenschappers buigen zich over EP-kiesrecht Antillen en Aruba

Contentverzamelaar

Wetenschappers buigen zich over EP-kiesrecht Antillen en Aruba

In opdracht van het ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelatie hebben drie hoogleraren onderzoek verricht naar enkele juridische aspecten van het verlenen van kiesrecht van Nederlandse inwoners van de Antillen en Aruba voor het Europees Parlement. Het kiesrecht wordt ingevoerd naar aanleiding van een arrest van het EU-Hof.

In het arrest Eman en Sevinger (klik hier voor de volledige uitspraak) bepaalde het Hof dat Nederland inwoners van de Antillen en Aruba met de Nederlandse nationaliteit niet mag discimineren bij de toekenning van kiesrecht voor het Europees Parlement. Nederlanders die buiten Nederland wonen hebben kiesrecht voor het EP, tenzij zij in de Antillen wonen. De regering heeft ervoor gekozen deze discriminatie op te heffen door de inwoners van de Antillen eveneens kiesrecht voor het EP te verlenen.

Tijdens de behandeling van de aanpassing van de Kieswet, die Nederland wil doorvoeren naar aanleiding van het arrest, heeft de Eerste Kamer een aantal vragen gesteld over een aantal juridische aspecten van de wet, onder andere over de vraag of Nederland wel bevoegd is om het kiesrecht te regelen. Naar aanleiding van deze bezwaren heeft het Ministerie van BZK besloten om drie hoogleraren om advies te vragen over deze kwestie.

Het Ministerie van BZK legde de wetenschappers de volgende vragen voor:

1. Is de interpretatie van de bevoegdheidskwestie zoals deze door het kabinet bij de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel uiteen is gezet juist?

2. Wie is bevoegd tot het regelen van het kiesrecht voor het Europees Parlement van Nederlanders die ingezetenen zijn van de Nederlandse Antillen en Aruba (de rijkswetgever, de Nederlandse wetgever of de Arubaanse en Antilliaanse wetgever) en op grond waarvan?

3. In welk soort regelgeving moet de verkiezing van de Nederlandse leden van het Europees Parlement worden vastgelegd c.q. (indien er een keuze mogelijkheid is) zou dit naar uw oordeel het best vastgelegd kunnen worden?

4. Hoe luidt het antwoord op de vragen b en c als geregeld moet worden dat de Nederlandse ingezetenen van de Nederlandse Antillen en Aruba hun kiesrecht uitoefenen op zelfde manier als in Nederland, dus in een stemlokaal.

5. Welke entiteit moet als lidstaat van de Europese Unie worden beschouwd: Nederland of het Koninkrijk der Nederlanden?

6. Aan wie dient op grond van de Europese regelgeving het kiesrecht voor het Europees Parlement toe te komen (Nederlanders woonachtig binnen de Europese gemeenschap of ook daarbuiten)?

7. Luidt het antwoord op vraag f anders na inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon?

8. Zijn er andere Europese lidstaten die het kiesrecht voor het Europees Parlement hebben toegekend aan kiezers die de nationaliteit van deze lidstaat bezitten en die niet in de Europese Unie woonachtig zijn? Op welke wijze oefenen deze kiezers hun kiesrecht uit.

Op basis van de adviezen schrijft staatssecretaris van Bijleveld aan de Eerste Kamer dat er geen juridische obstakels in de weg staan aan de aanpassing van de wet.

U kunt hiernaast de brief van de staatssecretaris en de drie onderliggende studies lezen.