Winkeltijdenwet en de EU-dienstenrichtlijn

Contentverzamelaar

Winkeltijdenwet en de EU-dienstenrichtlijn

De Eerste Kamer is het niet eens met Minister van der Hoeven over de verenigbaarheid van de Winkeltijdentijd met de EU-Dienstenrichtlijn. Volgens de Minister vallen de activiteiten van winkels onder de regels van het vrij verkeer van goederen en niet onder die van diensten. Volgens de Eerste Kamer kunnen beide regimes aan de orde zijn. In het Europees Parlement zijn aan Europese Commissie vragen gesteld over deze kwestie.

De minister wijst de Eerste Kamer op de door het EU-Hof ontwikkelde ‘zwaartepunt-theorie’. Deze theorie is ontwikkeld omdat sommige nationale maatregelen meerdere vrijheden (goederen, diensten, kapitaal, vestiging) kunnen belemmeren. In dat geval moet volgens het Hof gekeken worden bij welke vrijheid het zwaartepunt van de economische activiteit ligt ligt. Nadat het zwaartepunt bepaald is, wordt er niet meer getoetst aan de andere vrijheden.

Winkeltijden vallen volgens rechtspraak van het Hof onder het vrij verkeer van goederen. De Winkeltijdenwet is al eens getoetst aan het Europese recht (arrest tankstation ’t Heuske). Een arrest van het Hof over telefonische colportage ( de zaak Alpine Investments), waarin getoetst werd aan het vrij verkeer van diensten, brengt hier volgens de Minister geen verandering in. Telefonische colportage is niet aan de orde bij de Winkeltijdenwet.

In antwoord op vragen van de ALDE-fractie in het EP heeft de Europese Commissie geantwoord dat de lidstaten bevoegd blijven voor het reglementeren van de openingsuren van handelszaken. Zij heeft niet aangegeven dat er in Nederland sprake is van een inbreuk op de verdragsregels.

(foto: Ministerie van Economische Zaken)