WODC: geen structurele problemen bij handhaving EU-wetgeving

Contentverzamelaar

WODC: geen structurele problemen bij handhaving EU-wetgeving

Handhaving van Europese regelgeving is voor het overgrote deel nog altijd de verantwoordelijkheid van de lidstaten. Met de toenemende invloed van Brussel op het nationale recht en de praktijk van handhavende instanties is het van belang dat er een optimale nationale omzetting is. Het wetenschappelijk onderzoek- en documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie concludeert in een onderzoek dat de implementatie van richtlijnen in Nederland over het algemeen zonder structurele problemen verloopt.

Wat betreft de wisselwerking tussen het nationale en Europese recht valt de onderzoekers een drietal zaken op. Het Europese recht hanteert niet het dogmatische onderscheid tussen bestuurs-, privaat- of strafrecht. Dit onderscheid is in het Nederlandse recht echter essentieel als het gaat om handhaving van regels. Daarnaast blijkt dat binnen het Europese recht de handhaving voorop staat en rechtswaarborgen daarmee vaak minder aandacht krijgen. Als derde constateert het WODC dat de handhaving per Europees beleidsveld verschillend is en er weinig sprake van een integrale aanpak in Brussel.

Het WODC uit ook kritiek op de Nederlandse positie bij handhaving van EU- voorschriften:

- Er is geen duidelijke lijn zichtbaar ten aanzien van de Nederlandse inbreng. Op sommige vlakken is Nederland erg actief in het wetgevingsproces en de rol van handhavende instanties. Bij andere thema’s stelt Nederland zich passief op.
- De afstemming in Nederland verloopt niet altijd even soepel. Soms ontbreekt onderlinge afstemming zelfs volledig, zoals op het gebied van terrorisme.
- Nederland moet zorgen dat de Nederlandse implementatie niet uit de pas loopt met andere lidstaten. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor bijvoorbeeld de concurrentiepositie van het bedrijfsleven.

De minister van Justitie laat in een brief aan de Tweede Kamer weten dat het rapport zal worden voorgelegd aan de ICER. De minister leidt uit het rapport af dat Nederland zich op sommige punten proactief moet opstellen in de EU en er binnen de Nederlandse overheid een geïntegreerde visie moet komen op handhaving van EU- voorschriften. Ook kan er nog veel winst behaald worden in de samenwerking met buitenlandse handhavende instanties.