Inleiding Via verschillende wegen zet de Europese Unie (EU) zich in om het onderwijs binnen de EU te ontwikkelen en versterken. De EU heeft dan ook een bevoegdheid om ondersteuning te bieden aan lidstaten op het gebied van onderwijs.
Krachtens artikel 6, sub e van het EU-Werkingsverdrag heeft de EU de bevoegdheid om het optreden van de lidstaten met betrekking tot onderwijs te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen. Deze bevoegdheid is verder uitgewerkt in artikel 165 EU-Werkingsverdrag voor onderwijs in het algemeen en in artikel 166 EU-Werkingsverdrag voor beroepsopleidingen.
Onderwijs is van belang voor de kenniseconomie binnen de EU. De EU draagt daarom via verschillende programma’s voor onderwijs en opleiding bij aan herstel, groei en werkgelegenheid, aan de ontwikkeling van onderwijs op hoog niveau en aan de samenwerking tussen lidstaten daarin. De EU beoogt daarmee een hooggekwalificeerde bevolking te stimuleren. Door EU samenwerking op het gebied van onderwijs tussen onderwijsinstellingen en landen te bevorderen, blijft de kwaliteit van het onderwijs groeien en krijgt iedereen gelijke kansen.
Het optreden van de EU in het kader van ontwikkeling van onderwijs op hoog niveau en samenwerking tussen lidstaten daarin, is gericht op talenonderwijs en verspreiding van talen, kennisuitwisseling, mobiliteit van studenten en docenten en uitwisselingprogramma’s. De bevoegdheid van de EU is hierin echter beperkt, omdat de EU de inhoud van het onderwijs, de opzet van het onderwijsstelsel en de culturele en taalkundige verscheidenheid in lidstaten dient te eerbiedigen. De verantwoordelijkheid voor onderwijs ligt immers, op basis van het subsidiariteitsbeginsel (zie voor meer informatie ook dit ECER-dossier), in de eerste plaats bij de lidstaten op nationaal, regionaal en lokaal niveau. Dit wordt ook beschreven in de Mededeling COM(2017) 673 van de Europese Commissie over het versterken van de Europese identiteit via onderwijs en cultuur.
Daarnaast heeft de EU, op basis van artikel 9 van het EU-Werkingsverdrag, de verplichting om binnen haar optreden onder meer een hoog niveau van onderwijs en opleiding te bevorderen. Deze bepaling wordt ook wel aangemerkt als de ‘sociale clausule.’ De EU krijgt hiermee een meer actieve, sociale rol in de bevordering van het hoge niveau van onderwijs en opleiding.
Naast de rol van de Europese Unie op het gebied van onderwijs, is van belang dat het recht op onderwijs, toegang tot beroepsopleiding en bijscholing voor EU-burgers ook is opgenomen in artikel 14 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie . Artikel 14 gaat ook nader in op de vrijheid tot oprichting van onderwijsinstellingen met inachtname van democratische beginselen en het recht van ouders op eerbiediging van bepaalde overtuigingen.
Ook op beleidsmatig vlak heeft de Europese Commissie bijvoorbeeld in verschillende mededelingen toekomstige stappen uiteengezet voor de ontwikkeling van onderwijs binnen de EU. Zo zijn onder meer te noemen diverse mededelingen met betrekking tot ontwikkeling van een Europese Onderwijsruimte (EOR), zoals Mededeling COM(2016) 381 over de nieuwe agenda voor vaardigheden voor Europa) , Mededeling COM(2016) 940 over investeringen in de Europese initiatieven door jongeren en de eerdergenoemde Mededeling COM(2017) 673 over versterking van de Europese identiteit via onderwijs en cultuur.
Naar aanleiding van Mededeling COM(2020) 625 over het totstandbrengen van een EOR tegen 2025, heeft de Raad in 2021 een resolutie vastgesteld betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese Onderwijsruimte en verder (2021-2030). In deze resolutie zijn diverse doelstellingen op het gebied van onderwijs en beroepsopleiding voor de periode 2021-2030 vastgelegd. Onderwijs is gerelateerd aan diverse andere EU-beleidsdossiers, zoals bijvoorbeeld de EU-begroting (denk aan de financiering van onderwijs, zie daarover bijvoorbeeld ook dit ECER-bericht), jeugd (zie ook de EU-strategie voor jongeren uit 2019 en dit ECER-bericht) en aan diverse grondrechten ( EU-Handvest , zie ook dit ECER-EU-essentieel-dossier). Zie voor verwijzing naar gerelateerde dossiers ook de ‘Meer informatie’ tab onderaan deze pagina.
Doelstellingen op onderwijsgebied Om de ontwikkeling, verbetering en samenwerking op het gebied van onderwijs binnen de EU zo snel mogelijk daadkrachtig door te voeren, zijn er verschillende doelstellingen vastgelegd. Bijvoorbeeld ook in bijlage II van voornoemde resolutie van de Raad uit 2021. Deze verschillende doelstellingen moeten voor 2025 of voor 2030 verwezenlijkt worden.
Zo moet bijvoorbeeld op grond van de resolutie het percentage 15-jarigen dat zwak presteert op het gebied van lezen, wiskunde en wetenschappen en het percentage leerlingen in het tweede jaar dat zwak presteert op het gebied van digitale vaardigheden, uiterlijk in 2030 minder dan 15 procent bedragen. Daarnaast stelt de Raad in de resolutie ook doelstellingen met betrekking tot prestatielezen, wiskunde en wetenschap, voor- en vroegschoolse educatie en opvang, voortijdige schoolverlaters (zie voor meer informatie ook dit ECER-bericht), tertiair onderwijs, werkplekleren en participatie van volwassenen.
Andere EU-initiatieven op het gebied van onderwijs Inmiddels heeft de EU al diverse initiatieven genomen waarmee ontwikkeling en samenwerking op het gebied van onderwijs worden gestimuleerd, zoals de EOR en een aantal overige initiatieven (denk daarbij aan Erasmus+, digitalisering en de alliantie van Europese universiteiten).
De Europese Onderwijsruimte De Europese Onderwijsruimte (EOR) vindt zijn grondslag in de Sorbonne Verklaring van 1998 en de Bologna Verklaring van 1999 , waarin het concept tot oprichting van een dergelijke onderwijsruimte (toen nog genaamd EHEA; Europese Hogere Onderwijsruimte) werd opgezet.
De Europese Commissie heeft, als onderdeel van het lopende debat over het Witboek over de toekomst van Europa (COM(2017) 2025) en in navolging van eerdergenoemde mededelingen, het idee van een Europese Onderwijsruimte (EOR) inmiddels concreet opgezet.
De Europese Onderwijsruimte is een gedeelde visie van de 27 lidstaten en de Europese Commissie voor de toekomst van de onderwijs- en opleidingsstelsels van de EU (zie ook dit ECER-bericht). Het doel van de onderwijsruimte is het teweegbrengen van een wezenlijke verandering in onderwijs en opleiding binnen de Unie, waardoor iedereen toegang heeft tot kwaliteitsonderwijs volgens de overkoepelende prioriteitsgebieden.
De prioriteitsgebieden van de Europese onderwijsruimte zijn de verbetering van onderwijs en opleiding, inclusie en gendergelijkheid, groene en digitale transities (zie bijvoorbeeld dit ECER-bericht), lerarenberoep, hoger onderwijs, een leven lang leren en mobiliteit (zie bijvoorbeeld dit ECER-bericht), en de geopolitieke dimensie van onderwijs.
Het strategische kader en idee achter de Europese onderwijsruimte is dat lidstaten samenwerken door middel van intercollegiaal leren. Zo zijn er werkgroepen, bestaande uit deskundigen op het gebied van onderwijs, door de lidstaten en belanghebbenden aangewezen. Daarnaast worden er Peer Learning Activities georganiseerd door lidstaten om werkwijzen met elkaar te delen en om samen met andere lidstaten specifieke onderwijskwesties te verkennen. Collegiale toetsing en collegiaal advies kan hierbij worden ingezet, waarbij bijvoorbeeld ervaren ambtenaren adviseren aan andere lidstaten over nationale beleidskwesties.
Aan de hand van de ontwikkelde Onderwijs- en opleidingsmonitor wordt verslag gedaan over de vooruitgang van de verwezenlijking van de doelstellingen met betrekking tot de totstandbrenging van de Europese Onderwijsruimte.
Erasmus+ programma In 2014 werd het eerste Erasmus+ programma (2014-2020) gelanceerd. Erasmus+ is het EU-programma voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport in Europa (zie ook deze websitepagina van de Commissie). Inmiddels is het tweede Erasmus+ programma (2021-2027) al in werking (zie ook dit ECER-bericht). De belangrijkste onderwerpen in dit tweede programma zijn sociale inclusie (zie ook dit ECER-bericht), de groene en digitale transitie en de bevordering van de participatie van jongeren aan het democratische leven (zie ook dit ECER-bericht, dit ECER-bericht en dit ECER-bericht). Het programma ondersteunt de prioriteiten en activiteiten van de Europese onderwijsruimte, het actieplan voor digitaal onderwijs en de Europese vaardighedenagenda.
Actieplan voor digitaal onderwijs Het eerste actieplan voor digitaal onderwijs (Mededeling COM(2018) 022) werd in 2018 aangenomen door de Commissie, waarin een aanpak ontworpen werd voor de omgang met digitalisering in het onderwijs. De prioriteiten binnen dat plan waren het beter inzetten van digitale technologie bij lesgeven en leren, het ontwikkelen van relevante digitale competenties en vaardigheden en het verbeteren van onderwijs door middel van verbeterde gegevensanalyses en prognoses. In het vernieuwde Actieplan voor digitaal onderwijs van 2021-2027 (Mededeling COM(2020) 624) richt de Commissie zich, mede vanwege de COVID-19-pandemie, op de digitalisering op langere termijn in onderwijs en opleiding. Hierbij zijn de prioritaire gebieden de bevordering van de ontwikkeling van een goed presterend digitaal onderwijsecosysteem en wederom de verbetering van de digitale vaardigheden en competenties met het oog op de digitale transitie.
Alliantie van Europese universiteiten De Raad heeft aan de lidstaten en de Commissie aanbevolen het initiatief van de Europese universiteiten verder te ontwikkelen (zie ook dit ECER-bericht en dit ECER-bericht). Dit initiatief wordt gevormd door een groep van Europese universiteiten die allianties hebben met andere instellingen voor hoger onderwijs in Europa. Het doel is het verbeteren van internationale concurrentie van instellingen van hoger onderwijs en het promoten van de Europese waarden en identiteit.
Overige EU-initiatieven Tenslotte spelen er nog diverse andere initiatieven van de EU een actuele rol, zoals bijvoorbeeld het ALMA-initiatief (Aim, Learn, Master, Achieve) om kansarme jongeren werkervaring in het buitenland te laten opdoen, het Europees Solidariteitskorps dat jongeren de kans biedt om vrijwilligerswerk te doen of mee te werken aan een project in hun eigen land of elders in Europa, en het EU-Programma Horizon Europa voor ontwikkelingen met betrekking tot onderzoek en innovatie, in het bijzonder in de groene transitie.
Onderwijs in de Politieke beleidslijnen Europese Commissie 2024-2029 In de politieke beleidslijnen voor de volgende Europese Commissie periode 2024-2029 uit juli 2024 komt onderwijs ook aan bod (zie ook dit ECER-bericht). In die beleidslijnen wordt benoemd dat de Commissie de alliantie van Europese universiteiten wil versterken en een strategie voor beroepsonderwijs en -opleiding wil voorstellen. Ook worden andere ideeën genoemd, zoals de oprichting van een Vaardigheidsunie (zie ook dit ECER-bericht), die gericht is op onder meer volwasseneneducatie en een leven lang leren, het behoud van vaardigheden (zie ook dit ECER-bericht) en de erkenning van verschillende soorten opleiding (zie ook dit ECER-bericht). Daarnaast wordt het voorstel van een strategisch plan voor STEM-onderwijs benoemd, die het tekort aan vaardigheden op het gebied van wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM) dient tegen te gaan (zie voor meer informatie deze websitepagina van de Commissie).
Meer informatie:
Zie ook de aan onderwijs gerelateerde ECER-dossiers:
07-08-2024
Het EU-recht verzet zich tegen een nationale regeling die, om het bedrag van de basisaftrek te bepalen waarop een belastingplichtige ouder recht heeft voor een ten laste komend kind, rekening houdt met de steun voor ...
26-07-2024
Uit het pakket blijkt dat de Europese Commissie Nederland heeft aangeschreven in (potentiële) inbreukzaken over de Kaderrichtlijn water, bescherming van de weidevogel grutto, over het behalen van de streefcijfers voor ...
19-07-2024
De politieke beleidslijnen 2024-2029 die huidige Commissievoorzitter Ursula von der Leyen bij haar herbenoeming presenteerde, richten zich op een sterkere, verenigde en veerkrachtige Europese Unie. De belangrijkste thema’s ...