Talen in het EU-recht

Afbeeldingbanner - Talen in het EU-recht

© Edith Paol

Talen in het EU-recht

Op deze pagina:

Inleiding

In artikel 3 van het EU-Verdrag zijn de doelstellingen van de Europese Unie opgenomen. Eén van die doelstellingen is de eerbiediging van de rijke verscheidenheid van (cultuur en) taal (artikel 3, lid 3, vierde alinea). De huidige 24 officiële talen van de EU betreffen: Bulgaars, Deens, Duits, Engels, Ests, Fins, Frans, Grieks, Hongaars, Iers, Italiaans, Kroatisch, Lets, Litouws, Maltees, Nederlands, Pools, Portugees, Roemeens, Sloveens, Slowaaks, Spaans, Tsjechisch en Zweeds. Het aantal officiële talen kan vanzelfsprekend veranderen naarmate er meer landen tot de EU toetreden of wanneer landen uit de EU treden.

Taalverscheidenheid (of taaldiversiteit) wordt gezien als één van de grondbeginselen van de EU. Artikel 22 van het EU-Handvest bepaalt dat de EU de verscheidenheid van taal moet eerbiedigen. Daarnaast verbiedt artikel 21 van het EU-Handvest iedere discriminatie op grond van taal. Verder volgt uit artikel 41, lid 4, van het EU-Handvest en artikel 24, vierde alinea, van het EU-Werkingsverdrag dat een ieder zich in één van de officiële talen van de EU tot de EU-instellingen moet kunnen wenden, en ook in die taal antwoord moet krijgen. 

De EU-Verdragen kunnen worden vertaald in talen die op het gehele grondgebied of een deel van een lidstaat als officiële taal gelden. Zo is in Nederland ook een Friese taalversie van de EU-Verdragen beschikbaar. Zie voor meer informatie dit ECER-EU-essentieel-dossier.

In dit ECER-dossier wordt ingegaan op taalverscheidenheid in de EU. In de eerste plaats wordt verduidelijkt wat wordt verstaan onder een officiële taal van de EU. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de rol die het onderwijs binnen de EU speelt bij de eerbiediging van de talen van de EU-lidstaten en aan de rol van taal in het kader van de verplichting voor de EU om de nationale identiteit van de lidstaten te eerbiedigen. Daarna wordt een overzicht gegeven van de rechtspraak van het EU-Hof over het vrij verkeer en de rol van taal daarbij. Verder wordt ingegaan op de werktalen van de EU en semi-officiële talen. Tenslotte zijn in de afsluitende paragraaf doorverwijzingen naar achtergrondinformatie opgenomen. 

Naar boven

Officiële talen van de EU

Verordening tot regeling van het taalgebruik 

De lijst van officiële talen (en werktalen) van de EU is vastgelegd in artikel 1 van verordening nr. 1 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap uit 1958, die nadien meerdere malen is gewijzigd (hierna: de verordening tot regeling van het taalgebruik). In deze verordening is vastgelegd in welke talen de EU-wetgeving wordt opgesteld en gepubliceerd, en welke talen worden gebruikt voor correspondentie tussen de EU-instellingen en burgers of tussen de EU-instellingen en de EU-landen. 

Artikel 2 van de verordening tot regeling van het taalgebruik bepaalt dat de stukken die door een lidstaat of door een persoon ressorterende onder de jurisdictie van een lidstaat aan de EU-instellingen worden gezonden, naar keuze van de afzender worden gesteld in één van de officiële talen. Het antwoord wordt in dezelfde taal gesteld. Volgens artikel 3 van diezelfde verordening worden de stukken die door de EU-instellingen aan een lidstaat of aan een persoon ressorterende onder de jurisdictie van een lidstaat worden gezonden, in de taal van die (lid)staat gesteld. 

Het gevolg van de kwalificatie van een taal als een officiële taal binnen de EU is dus dat onder meer officiële publicaties van en aan de EU-instellingen in deze taal moeten worden opgesteld. Zo bepaalt artikel 4 van de verordening tot regeling van het taalgebruik dat verordeningen en andere stukken van algemene strekking beschikbaar zullen zijn in de officiële talen. Ook bepaalt artikel 5 dat het Publicatieblad van de EU in de officiële talen verschijnt.

De EU-Verdragen bevatten zelf geen verplichting tot publicatie van EU-wetgeving in alle talen. Wel bepaalt artikel 297, lid 1, van het EU-Werkingsverdrag dat wetgevingshandelingen bekend worden gemaakt in het EU-Publicatieblad. Het verschijnen van het Publicatieblad (PB) in de officiële talen is echter - zoals hierboven beschreven - geregeld in de verordening tot regeling van het taalgebruik.

Meer informatie over publicatie van jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU, het EU-Gerecht en (voormalig) EU-Gerecht voor ambtenarenzaken in de officiële talen van de EU is hier (via de Curia-website) te verkrijgen.

Het opnemen van een nieuwe officiële taal in de verordening tot regeling van het taalgebruik, kan op grond van artikel 342 van het EU-Werkingsverdrag enkel gebeuren door een unanieme beslissing (eenparigheid van stemmen) van de Raad.

Indien een lidstaat meerdere officiële talen heeft, kan deze lidstaat zelf de taal bepalen die door de EU-instellingen gebruikt moet worden in de officiële documenten van de EU. Uit artikel 8 van de verordening tot regeling van het taalgebruik volgt dat, indien lidstaten meer dan één officiële taal hebben, in de documentatiestroom tussen de lidstaat en de EU-instellingen, op verzoek van de betreffende lidstaat, de taal wordt gebruikt die uit de algemene regels van de wetgeving van die lidstaat voortvloeit. Het Iers en het Maltees zijn bijvoorbeeld de officiële taal en werktaal van Ierland en Malta, hoewel in die lidstaten ook Engels wordt gesproken. 

Naar boven

Rechtspraak over de verplichting om EU-wetgeving te publiceren in alle officiële talen

  • de zaak Racke (C-98/78) over het rechtszekerheidsbeginsel in relatie tot de publicatie van EU-wetgeving;
  • de zaak Skoma-Lux (C-161/06) over de inroepbaarheid van EU-wetgeving bij niet-publicatie in een officiële taal (vóór het moment van toetreding van een lidstaat tot de EU);
  • de zaak Polska Telefonia Cyfrowa (C-410/09) over niet-inroepbaarheid van nationale uitvoeringsmaatregelen wanneer EU-handelingen niet in de eigen taal zijn gepubliceerd of over de algemene aanname dat alles in de eigen taal zou moeten worden aangeleverd. 

Naar boven

Rechtspraak over de uitleg van een richtlijn waarvan de Nederlandse vertaling afwijkt van andere taalversies 

Rechtspraak waaruit kan worden opgemaakt welke algemene regels gehanteerd kunnen worden voor de uitleg van een richtlijn waarvan de Nederlandse vertaling afwijkt van andere taalversies, staat overzichtelijk weergegeven in de punten 22 tot en met 25 van het arrest van het EU-Hof over het aanbinden van kalveren (C-187/07). 

  • ECER-bericht - EU-Hof: aanbindverbod geldt ook voor kalfjes op een melkveehouderij (19 juli 2012)

Rechtspraak over elementen bij de uitleg van een bepaling van Unierecht

Volgens vaste rechtspraak van het EU-Hof berust de uitleg van een bepaling van Unierecht op drie pijlers: de formulering, de context en het bredere doel dat wordt nagestreefd door de regels waar de bepaling deel van uitmaakt. Zie onder meer zaak C-336/03 (easyCar). In de praktijk is niet altijd duidelijk hoe deze drie pijlers op elkaar inwerken of hoe bijvoorbeeld geprioriteerd moet worden wanneer de laatste twee pijlers in strijd zijn met de eerste. In zaak C-238/22 (LATAM) en zaak C-180/22 (Mensing II) wordt op verschillende manieren ingegaan op deze situatie.

  • ECER-bericht:  EU-Hof: luchtvaartpassagiers die twee weken voor geplande vluchttijd een instapweigering ontvangen hebben recht op compensatie (9 november 2023) 

Naar boven

Het Engels en het Iers als officiële talen van de EU

Hieronder wordt ingegaan op twee officiële talen van de EU die de afgelopen jaren te maken hebben gehad met ontwikkelingen aangaande hun kwalificatie als officiële taal van de EU. 

Het Engels als officiële taal

Het Engels blijft - ondanks de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (Brexit) - een officiële taal van de EU (zie het ECER-dossier over de Brexit). Zolang het Engels in de verordening tot regeling van het taalgebruik vermeld blijft staan als officiële taal, zal de kwalificatie van het Engels als officiële taal van de EU niet veranderen. De EU-lidstaten Ierland en Malta zijn beiden Engelstalige landen en hebben geen belang bij het schrappen van de Engelse taal als officiële taal. Gelet op de benodigde unanimiteit voor een wijziging van de regeling van het taalgebruik, zal het Engels daarom naar alle waarschijnlijkheid een officiële taal van de EU blijven. Zie voor meer informatie ook het ECER-dossier over het Gebruik van de Engelse taal in de EU na de Brexit.

Het Iers als officiële taal  

Ierland is in 1973 tot de Europese Gemeenschappen - de voorloper van de EU - toegetreden. Bij de toetreding is de Ierse taal (Gaelic) niet opgenomen in de lijst van officiële talen en werktalen in de verordening tot regeling van het taalgebruik. De EU-instellingen hebben dan ook geen wetgeving in het Iers opgesteld of bekendgemaakt. De EU-Verdragen zijn wel vertaald in het Iers (zie artikel 55, lid 1, EU-Verdrag). 

In 2005 werd de Ierse taal (Gaelic) erkend als officiële taal van de EU (zie verordening 920/2005 tot wijziging van de verordening tot regeling van het taalgebruik). Voor de EU-instellingen gold toen geen verplichting om alle documenten van de EU te vertalen in het Iers. Verordening 920/2005 voorzag namelijk in een tijdelijke afwijking van de verordening tot regeling van het taalgebruik: de verplichting om wetgevingshandelingen in het Iers op te stellen en bekend te maken gold alleen voor verordeningen die gezamenlijk door het Europees Parlement en de Raad waren vastgesteld (zie artikel 2 van de verordening). Omdat het in 2010 nog steeds problematisch was om voldoende vertalers en tolken te vinden die het Iers beheersten, werd de voornoemde uitzonderingsbehandeling voor het Iers verlengd tot 2017 (zie artikel 1 van verordening 1257/2010). 

  • ECER-bericht - Gebruik Ierse taal in de EU blijft beperkt (19 januari 2011)

In 2015 verzocht Ierland de Raad om deze afwijking geleidelijk af te schaffen. Dit proces werd voltooid op 1 januari 2022. Het verslag van de Europese Commissie aan de Raad over deze kwestie (juni 2021) bevestigde dat alle EU-instellingen over voldoende capaciteit beschikken om vanaf januari 2022 aan de vraag naar vertaling in het Iers te kunnen voldoen. Sinds 1 januari 2022 wordt de verordening tot regeling van het taalgebruik zonder afwijking toegepast. Het Iers is daarmee een volwaardige officiële taal en werktaal van de EU, op hetzelfde niveau als de andere officiële talen van de EU.

Naar boven

Taal en de rol van onderwijs

Het onderwijs speelt een belangrijke rol op het gebied van taalverscheidenheid binnen de EU en in het kader van het behoud van talenkennis in de EU en de lidstaten. 

Artikel 165, lid 2, van het EU-Werkingsverdrag bepaalt dat het optreden van de EU erop gericht is de Europese dimensie in het onderwijs tot ontwikkeling te brengen, met name door onderricht in en verspreiding van de talen van de lidstaten. De EU heeft een ondersteunende bevoegdheid op onderwijsgebied (artikel 6, onder e, EU-Werkingsverdrag), hetgeen betekent dat de EU bevoegd is om het optreden van de lidstaten op onderwijsgebied te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen. De EU kan de bevoegdheid van de lidstaten op onderwijsgebied niet overnemen.

Het programma Erasmus+ is een bekend voorbeeld van de uitoefening door de EU van haar ondersteunende bevoegdheid op onderwijsgebied. Het programma stimuleert niet alleen mobiliteit bij het volgen van onderwijs binnen en buiten de EU, maar ook het leren van talen. Het programma Erasmus+ stimuleert het leren van talen (waaronder nationale gebarentalen) onder meer door meer gebruik te maken van online-instrumenten, omdat e-leren qua toegang en flexbiliteit extra voordelen kan bieden voor het leren van talen. Meertaligheid vormt een kernbeginsel bij de uitvoering van het programma. 

De rol van het onderwijs wordt ook benadrukt bij taalbescherming in het kader van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden. Dit Handvest is onder auspiciën van de Raad van Europa (geen EU-instelling) tot stand gekomen (zie ook de toelichting op het Handvest). Het Handvest is op 1 maart 1998 in werking getreden en speelt onder andere een belangrijke rol bij de bescherming en het behoud van lokale en diagonale dialecten. Nederland heeft het Handvest geratificeerd. Voor Nederland is de Friese taal een door het Handvest erkende taal. 

Naar boven

Taal als uitdrukking van de nationale identiteit

Op grond van artikel 4, lid 2, van het EU-Verdrag eerbiedigt de EU de nationale identiteit van de lidstaten, zoals die besloten ligt in hun politieke en constitutionele basisstructuren (zie voor meer informatie ook het ECER-dossier over de waarden van de EU). De verplichting voor de EU om de nationale identiteit van de lidstaten te eerbiedigen brengt met zich mee dat de verschillen die elk van de lidstaten kenmerken, moeten worden geëerbiedigd. Onder de 'nationale identiteit' valt ook de bescherming van de officiële taal of talen van de lidstaten (C-202/11, punt 26).

De lidstaten kunnen zich onder bepaalde omstandigheden beroepen op hun nationale identiteit om een afwijking van het EU-recht te kunnen rechtvaardigen. Artikel 4, lid 2, van het EU-Verdrag kan echter alleen door de lidstaten worden ingeroepen met betrekking tot fundamentele of kernelementen van de nationale identiteit, waaronder de taal. Het verleent de lidstaten niet het absolute recht om af te wijken van het EU-recht. Tegelijkertijd moet de EU-wetgever bij zijn optreden en het vaststellen van wetgeving te allen tijde rekening houden met de nationale identiteit van de lidstaten.

Naar boven

Taal en het vrij verkeer

In de rechtspraak van het EU-Hof kan 'taal' een rol spelen. Op het terrein van het vrij verkeer van werknemers en de vrijheid van vestiging zijn bijvoorbeeld uitspraken van het EU-Hof over taaleisen. Hieronder vindt u een aantal voorbeelden uit die rechtspraak. 

In de afsluitende paragraaf van dit dossier met de titel 'Meer informatie' vindt u meer rechtspraak van het EU-Hof waarbij taal een rol speelt. 

Naar boven

Vrij verkeer van werknemers

De zaak Groener

In de zaak Groener (C-379/87) kreeg een Nederlandse lerares geen vaste aanstelling bij een school in Ierland, omdat zij niet beschikte over een certificaat van bekwaamheid in de Ierse taal. Groener vocht de weigering om haar aan te stellen aan bij de Ierse rechter, die vervolgens prejudiciële vragen stelde aan het EU-Hof. 

Het EU-Hof oordeelde dat het EEG-Verdrag (nu: de EU-Verdragen) zich er niet tegen verzet dat een lidstaat een beleid voert tot bescherming en stimulering van een taal, die zowel de nationale taal als de eerste officiële taal is. De uitvoering van dat beleid mag echter niet leiden tot aantasting van een fundamentele vrijheid als het vrij verkeer van werknemers (artikel 45 van het EU-Werkingsverdrag).

De eisen die bij de uitvoeringsmaatregelen van een dergelijk beleid worden gesteld, mogen in geen geval onevenredig zijn aan het nagestreefde doel, en de wijze waarop zij worden toegepast, mag niet leiden tot discriminatie van de onderdanen van andere EU-lidstaten. Het non-discriminatiebeginsel verzet zich bijvoorbeeld tegen een voorschrift op grond waarvan de betrokken taalkennis op het nationale grondgebied moet zijn verworven.

De zaak Angonese

In de zaak Angonese (C-281/98) stond, net als in de zaak Groener, het vrij verkeer van werknemers centraal. In die zaak had een Italiaanse particuliere bankinstelling vacatures gepubliceerd in een lokale krant in Bolzano (Italië). Eén van de voorwaarden om tot het vergelijkend onderzoek te worden toegelaten was het bezit van een tweetaligheidsattest voor het Duits en het Italiaans (hierna: het patentino). De heer Angonese gaf zich op voor het vergelijkend onderzoek, maar beschikte niet over het patentino. Wel legde de heer Angonese attesten over met betrekking tot zijn taalopleidingen.

Het EU-Hof oordeelde dat het vereiste om het patentino te overleggen in strijd was met het vrij verkeer van werknemers, aangezien die maatregel niet in overeenstemming was met het evenredigheidsbeginsel. Volgens het EU-Hof kan het legitiem zijn om van een sollicitant naar een functie een bepaald niveau van kennis te eisen en kan het bezit van een diploma zoals een getuigschrift een criterium voor de beoordeling van die kennis vormen. Het feit dat het onmogelijk is om met andere middelen, met name door middel van in andere lidstaten behaalde gelijkwaardige kwalificaties, het bewijs van de vereiste talenkennis te leveren, moet volgens het EU-Hof worden beschouwd als onevenredig aan het beoogde doel. 

Hoewel het EU-Hof het vereiste van talenkennis heeft aanvaard, vereist het evenredigheidsbeginsel dus wel dat de talenkennis op een andere manier (dan het patentino) kan worden aangetoond. 

De zaak Las

In de zaak Las (C-202/11) stond een decreet van de Vlaamse Gemeenschap centraal. Volgens dat decreet is, zodra een werkgever zijn  exploitatiezetel in het Nederlandse taalgebied heeft, het gebruik van het Nederlands verplicht in alle 'sociale betrekkingen' in ruime zin (o.a. arbeidsovereenkomsten). Arbeidsovereenkomsten met een grensoverschrijdend karakter mochten uitsluitend in de officiële taal van de Vlaamse Gemeenschap (Nederlands) worden opgesteld. Een dergelijke verplichting is volgens het EU-Hof in strijd met het vrij verkeer van werknemers. 

Een dergelijke regeling kan volgens het EU-Hof niet worden geacht evenredig te zijn, aangezien zij verder gaat dan strikt noodzakelijk is voor het bereiken van legitieme doelstellingen. Het gaat onder meer om de doelstelling om het gebruik van één van de officiele talen van de betrokken lidstaat te bevorderen en te stimuleren. 

Naar boven

Vrijheid van vestiging

De zaak Haim

In de zaak Haim (C-424/97) beschikte een Italiaanse onderdaan over een diploma tandheelkunde dat in België was erkend als gelijkwaardig aan het Belgische diploma. De Italiaanse onderdaan wilde in Duitsland binnen een bepaald socialezekerheidsstelsel werken, maar de Duitse regels voor toelating tot een dergelijk stelsel vereisten dat een buitenlander over voldoende kennis van de landstaal moest beschikken voordat hij als beoefenaar der tandheelkunde in het kader van een socialezekerheidsstelsel kon worden toegelaten.

Het EU-Hof oordeelde dat de betrouwbaarheid van de communicatie van de tandarts met zijn patiënt een dwingende reden van algemeen belang kan vormen die rechtvaardigt dat de toelating als ziekenfondstandarts aan taalvereisten wordt onderworpen. De dialoog met de patiënten vereist een passende kennis van de taal van die staat. Het EU-Hof benadrukte opnieuw dat die taalvereisten niet verder mogen gaan dan voor het bereiken van dat doel noodzakelijk is. 

Naar boven

Praktijk EU-instellingen: werktalen

De EU-instellingen mogen zelf bepalen welke talenregelingen zij intern hanteren. Zo stelt het EU-Hof, op grond van artikel 7 van de verordening tot regeling van het taalgebruik, het taalgebruik bij de procesvoering vast in het reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie. In de praktijk brengt dit met zich mee dat bij het EU-Hof Frans de reguliere werktaal is. 

Ook bepaalt artikel 6 van de verordening tot regeling van het taalgebruik dat de EU-instellingen de wijze van toepassing van de regeling zelf in hun reglement van orde kunnen vaststellen. Zo zijn het Engels, het Frans en het Duits de werktalen van de Europese Commissie.

Naar boven

Semi-officiële talen

Sommige 'kleine' talen worden erkend als 'semi-officiële' of 'co-officiële talen' (zie de Conclusies van de Raad van 13 juni 2005 betreffende het officiële gebruik van nog andere talen in EU-instellingen en organen). Een taal is een semi-officiële taal indien de status door de grondwet van een lidstaat op zijn gehele grondgebied of een gedeelte daarvan wordt erkend of waarvan het gebruik als nationale taal bij wet is toegestaan. Het Catalaans (Spanje), het Baskisch (Spanje), het Galisch (Spanje) en het Welsh (Verenigd Koninkrijk) hebben de status van een semi-officiële taal gekregen. Dankzij die erkenning mogen sprekers van deze vier talen, in hun eigen taal corresponderen met de EU-instellingen. Ook mogen semi-officiële talen bij ontmoetingen van ministers worden gebruikt. Vertalingen van EU-documenten van en naar deze talen worden niet bekostigd door de EU. 

Naar boven

Meer informatie

ECER-berichten

  • ECER-bericht - EU-Hof bevestigt de onrechtmatigheid van twee aankondigingen voor de selectie van administrateurs waarbij de keuze van de tweede taal werd beperkt tot Engels, Frans of Duits (27 februari 2023)
  • ECER-bericht - EU-Hof oordeelt over taalvereiste voor Turkse werknemer die herenigd wil worden met echtgenoot (4 januari 2023)
  • ECER-bericht - EU-Hof oordeelt over het recht van verdachten op vertolking, vertaling en informatie in strafprocedures (1 september 2022)
  • ECER-bericht - EU-Hof: tenuitvoerlegging geldboete mag worden geweigerd wanneer die boete niet is betekent in een voor de ontvanger begrijpelijke taal (15 oktober 2021)
  • ECER-bericht - Commissie brengt mededeling uit over culturele en taalkundige diversiteit (27 januari 2021)
  • ECER-bericht - Taalbeperking voor sollicitanten bij de EU ongeldig (7 oktober 2015)
  • ECER-bericht - Onderzoek over de rol van vertalingen in het Europees recht (5 december 2012)
  • ECER-bericht - EU-Hof: werving van ambtenaren moet in alle talen (30 november 2012)
  • ECER-bericht - Babylonische talenscriptie wint prijs (17 februari 2012)
  • ECER-bericht - EU-Ombudsman: consultaties in alle talen (13 december 2011)
  • ECER-bericht - Fryske oersetting EU ferdrachen yn de argiven fan de rid (29 september 2011)
  • ECER-bericht - Gebruik Ierse taal in de EU blijft beperkt (19 januari 2011)
  • ECER-bericht - Op een rij gezet: het vrije verkeer van werknemers in de EU (16 juli 2010)
  • ECER-bericht - Aanbesteding moet in alle talen kunnen (28 mei 2008)
  • ECER-bericht - Frans als Europese juridische taal (8 februari 2007)
  • ECER-bericht - Taalgebruik: 3 nieuwe officiële talen (3 januari 2007)

Aanverwante ECER-pagina's

Informatie van de EU(-instellingen)

Publicaties

  • Artikel van Hanneke van Eijken en Eva Meyermans Spelmans: Words travel worlds: Language in the EU Internal Market, Linguistic Diversity and the National Identity of the Member States in Comparative Law and Language
  • Publicatie Raad van Europa over EU-Handvest voor regionale talen of talen van minderheden 

Overig

Naar boven