Op deze pagina:
Het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) van de EU heeft tot doel om de productiviteit van de visserij te doen toenemen. Deze productiviteit wordt bevorderd door het aanmoedigen van de technologische vooruitgang, maar ook door het stimuleren van een optimaal gebruik van productiefactoren (waaronder arbeidskrachten). Daarnaast moet het gemeenschappelijk visserijbeleid een redelijke levensstandaard verzekeren aan personen die werkzaam zijn in de visserij. Verder moet de EU zorgen voor de stabiliteit van de visserijmarkten en dient zij redelijke prijzen voor de verbruikers te verzekeren (artikel 38, lid 1, derde volzin en artikel 39, lid 1, EU-Werkingsverdrag).
De maatregelen van de EU op het gebied van de visserij hebben in overwegende mate betrekking op de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee. De EU is exclusief bevoegd om op dit beleidsterrein maatregelen vast te stellen (artikel 3, lid 1, sub d, EU-Werkingsverdrag). Deze exclusieve bevoegdheid houdt in dat de EU als enige maatregelen kan vaststellen en dat de lidstaten slechts maatregelen kunnen vaststellen na machtiging door de EU (artikel 2, lid 1, EU-Werkingsverdrag).
De EU heeft op grond van artikel 43, lid 2, EU-Werkingsverdrag ook de bevoegdheid om maatregelen vast te stellen die nodig zijn om de doelstellingen van het EU-visserijbeleid te verwezenlijken. Het visserijbeleid is, met uitzondering van maatregelen betreffende de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee, een gedeelde bevoegdheid van de EU en de lidstaten (artikel 4, lid 2, sub d, EU-Werkingsverdrag). De lidstaten kunnen hun bevoegdheden op het gebied van de visserij dus blijven uitoefenen voor zover de EU nog geen maatregelen heeft vastgesteld (artikel 2, lid 2, EU-Werkingsverdrag).
In de artikelen 38 tot 44 van het EU-Werkingsverdrag zijn bepalingen neergelegd over de visserij. In veel van deze artikelen wordt alleen expliciet gerefereerd aan een 'gemeenschappelijk landbouwbeleid' of de 'landbouw'. Op grond van artikel 38, lid 1, derde volzin, EU-Werkingsverdrag moet onder deze begrippen echter ook de visserij, met inachtneming van de bijzondere kenmerken van de visserij, worden verstaan.
Naar boven
De EU moet een gemeenschappelijk visserijbeleid vaststellen en ten uitvoer leggen (artikel 38, eerste volzin, EU-Werkingsverdrag). Het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) is in de jaren zeventig ingevoerd en wordt circa iedere tien jaar geactualiseerd. De laatste actualisering vond in 2013 plaats met de vaststelling van verordening 1380/2013. In deze verordening worden enkele onderwerpen behandeld die het GVB nader vormgeven.
Verordening 1380/2013 geeft onder meer voorschriften inzake de toegang van vissersvaartuigen tot de EU-wateren, maatregelen voor de instandhouding en duurzame exploitatie van de biologische rijkdommen van de zee en het beheer van de vangstcapaciteit. Daarnaast zijn in Verordening 1380/2013 bepalingen opgenomen inzake externe betrekkingen op visserijgebied, de ontwikkeling van de aquacultuur, een gemeenschappelijke marktordening op het gebied van de visserij (GMO), het verzamelen en delen van wetenschappelijke gegevens over visserij en regels met betrekking tot financiële steun van de EU aan de lidstaten ter verwezenlijking van de GVB-doelstellingen.
Verordening 1380/2013 introduceerde ook de zogenaamde aanlandingsverplichting. Deze verplichting beoogt een einde te maken aan de praktijk waarbij vangsten terug de zee in worden gegooid. Vissers zijn verplicht om alle vangsten van bepaalde vissoorten aan land te brengen. Daarnaast dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat er een juist evenwicht bestaat tussen de vlootcapaciteit (aantal en grootte van vissersvaartuigen) en de vangstmogelijkheden. Wanneer sprake is van overcapaciteit moet de betreffende lidstaat een actieplan opstellen om de vlootcapaciteit te verminderen (artikel 22 van verordening 1380/2013).
Het behoud van de visbestanden vormt een belangrijk onderdeel van het Europese visserijbeleid. Om de visbestanden op een niveau te brengen en te behouden die een maximale duurzame opbrengst kan opleveren, worden er meerjarenplannen opgesteld. Deze meerjarenplannen bevatten instandhoudingsmaatregelen om de visbestanden op een bepaald niveau te brengen en te behouden (artikel 9, lid 1, verordening 1380/2013).
De visserij in de EU vindt echter plaats in verschillende gebieden die allemaal gekenmerkt worden door eigen bijzonderheden. Om de regelgeving meer af te kunnen stemmen op de bijzonderheden van een bepaald visserijgebied voorziet verordening 1380/2013 in een decentralisering of regionalisering van de besluitvorming (artikel 18, verordening 1380/2013). Door het proces van regionalisering kunnen instandhoudingsmaatregelen worden vastgesteld voor een bepaald geografisch gebied. Ten aanzien van zo'n geografisch gebied kunnen de volgende instrumenten en maatregelen worden vastgesteld:
Wanneer regionalisering mogelijk is, kunnen EU-lidstaten met een rechtstreeks belang in het beheer afspreken om gemeenschappelijke aanbevelingen in te dienen (artikel 18, lid 1, verordening 1380/2013). De gemeenschappelijke aanbevelingen moeten wel aan de volgende voorwaarden voldoen:
Als aan alle voorwaarden is voldaan kan de Europese Commissie beslissen om deze gemeenschappelijke aanbevelingen om te zetten in EU-wetgeving. De Commissie stelt deze maatregelen vast bij gedelegeerde handeling of uitvoerende handeling (artikel 18, lid 1, verordening 1380/2013).
De Raad moet maatregelen aannemen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden en, waar passend, bepaalde voorwaarden die daar functioneel verband mee houden (artikel 43, lid 3, EU-Werkingsverdrag en overweging 2, verordening 2022/109). Krachtens artikel 16, lid 1 van verordening 1380/2013 moeten de aan de lidstaten toegewezen vangstmogelijkheden de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten van elke lidstaat voor elk visbestand of elke visserij waarborgen. Bij de toewijzing van nieuwe vangstmogelijkheden wordt rekening gehouden met de belangen van elke lidstaat.
De totale toegestane vangsten (TAC: total allowable catches) worden in beginsel jaarlijks door de Raad vastgesteld. In verordening 2024/257 zijn de vangstmogelijkheden voor 2024, 2025 en 2026 neergelegd.
Om de efficiënte werking van de visserij in de EU te verzekeren kan de EU een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten vaststellen (artikel 40, lid 1, EU-Werkingsverdrag). De EU heeft de meest recente gemeenschappelijke marktordening (GMO) voor visserij- en aquacultuurprodcuten in verordening 1379/2013 vastgesteld. De GMO ziet onder meer op de oprichting van beroepsorganisaties of nationale producentenorganisaties voor visserijproducten. Deze organisaties dienen zich in te zetten voor haar leden en de visserijmarkt in die lidstaat te bevorderen.
Op grond van de GMO kunnen ook gemeenschappelijke handelsnormen voor visproducten worden vastgesteld. Indien voor bepaalde visproducten gemeenschappelijke handelsnormen zijn vastgesteld, kunnen deze producten alleen tot de markt van de EU worden toegelaten wanneer zij aan deze handelsnormen voldoen. Naast gemeenschappelijke handelsnormen zijn in de GMO ook regels neergelegd over de informatie die aan consumenten van visproducten moet worden gegeven. Het gaat onder meer om informatie over de productiemethode en de houdbaarheid van het product (artikelen 35 tot 39, verordening 1379/2013).
In overeenstemming met artikel 40, lid 1, sub a, EU-Werkingsverdrag bevat de GMO voorschriften over de toepassing van de Europese mededingingsregels op de visserijsector. In bepaalde gevallen zijn deze regels niet van toepassing. Tenslotte bevat de GMO ook bepalingen over hoe de Commissie informatie kan verzamelen over de visserijmarkt (artikel 42, verordening 1379/2013).
Hieronder wordt per gebied aangegeven welke maatregelen de EU heeft genomen om de biologische rijkdommen te beschermen. Het gaat hier om een niet-uitputtende opsomming van de maatregelen per gebied:
Het is van belang dat de regels van het GVB worden nageleefd. De EU kan onder meer door middel van controlesystemen en de toewijzing van vismachtigingen de naleving van het GVB verzekeren. Daarnaast worden de lidstaten bij de naleving van het GVB bijgestaan door het Europees bureau voor visserijcontrole. Op deze onderwerpen wordt hieronder ingegaan.
Op 9 januari 2024 is Verordening 2023/2842 in werking getreden. De verordening actualiseert ongeveer 70 procent van de bestaande regels voor de controle van de visserijsector (zie dit ECER-bericht voor meer informatie).
Verordening 1224/2009 (de visserijcontroleverordening) voorziet in een systeem voor de controle, inspectie en handhaving door nationale autoriteiten van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). Dit systeem heeft onder meer tot doel om ervoor te zorgen dat de regels van het GVB in elke lidstaat op dezelfde wijze worden uitgelegd en toegepast. Daarnaast probeert het systeem te garanderen dat alleen de toegestane hoeveelheid vis wordt gevangen. Tenslotte moet het systeem het mogelijk maken dat de hele leveringsketen van vis kan worden getraceerd en gecontroleerd. Dit wordt de 'van net tot bord-strategie- genoemd.
In verordening 1005/2008 (de IOO-verordening) is daarnaast een systeem vastgesteld om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. Het systeem is van toepassing naast het systeem voor de controle, inspectie en handhaving door nationale autoriteiten van het GVB. Verordening 1005/2008 geeft onder meer voorbeelden van wanneer sprake is van IOO-visserij. Daarnaast kent de verordening een sanctieregeling voor bedrijven die zich schuldig maken aan IOO-visserij.
Een EU-visvaartuig dat buiten de wateren van de EU wil vissen moet een vismachtiging verkrijgen van de lidstaat waar het vaartuig staat geregistreerd. In verordening 2017/2403 (de SMEF-verordening) zijn een aantal machtigingscriteria opgenomen. De aanvrager van een vismachtiging moet bijvoorbeeld informatie verschaffen over het vaartuig en de kapitein, maar moet ook een geldige visvergunning overhandigen. Daarnaast dient de aanvrager aan te tonen dat hij niet staat vermeld op een (regionale) lijst van zogenaamde IOO-vaartuigen. IOO-vaartuigen zijn vaartuigen die betrokken zijn geweest bij illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij.
Verordening 2017/2403 geeft ook bepalingen voor de uitoefening van visserijactiviteiten met visserijvaartuigen uit derde landen in de wateren van de EU. De Commissie is bevoegd om vismachtigingen af te geven voor het vissen in EU-wateren aan een vissersvaartuig van een derde land (artikel 33, verordening 2017/2403).
Om het systeem voor de controle, inspectie en handhaving van de regels van het GVB goed te kunnen laten functioneren worden de nationale autoriteiten van de lidstaten bijgestaan door het Europees bureau voor visserijcontrole (verordening 2019/473). Het Europees bureau voor visserijcontrole coördineert onder andere de controles die door de EU-lidstaten worden verricht en geeft advies aan lidstaten met betrekking tot het vervullen van hun verplichtingen uit hoofde van het GVB.
De introductie van uitheemse vissoorten kan grote gevolgen hebben voor de Europese biodiversiteit en het Europese ecosysteem. Uitheemse vissoorten kunnen inheemse soorten verdringen of doen uitsterven. Onder andere in de aquacultuur wordt gebruik gemaakt van uitheemse vissoorten. Aquacultuur ziet op de teelt van aquatische organismen die in het water leven, waaronder vissen, schaaldieren, schelpdieren en waterplanten. Op grond van verordening 708/2007 moeten lidstaten erop toezien dat de verplaatsing van aquatische organismen ten behoeve van aquacultuuractiviteiten geen negatieve gevolgen hebben voor de biodiversiteit in de ontvangende lidstaat. In dit verband moet voor elke verplaatsing van een uitheems aquatisch organisme een vergunning worden afgegeven door de ontvangende lidstaat.
In verordening 1143/2014 zijn regels opgenomen inzake de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten. Deze verordening heeft ook betrekking op vissen. Op grond van de verordening heeft de Europese Commissie een lijst met zorgwekkende invasieve uitheemse soorten (IUS) vastgesteld. De lidstaten mogen alleen vergunningen afgeven voor onderzoek, bewaringsactiviteiten en geneeskundig gebruik van zorgwekkende invasieve uitheemse soorten. Indien deze soorten voor andere doeleinden worden gebruikt moet een aanvraag worden ingediend bij de Europese Commissie.
Op grond van richtlijn 93/103 moeten eigenaren van EU-vissersschepen bepaalde maatregelen nemen om de gezondheid en veiligheid van werknemers aan boord van een vissersvaartuig te verzekeren. De eigenaar van een vissersvaartuig moet er onder meer voor zorgen dat het vaartuig zeewaardig is. Daarnaast moet de eigenaar voldoen aan de voorwaarden inzake branddetectie- en bestrijding, vluchtwegen, nooduitgangen, ventilatie in gesloten ruimtes en eerste hulpvoorzieningen.
Het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA) ondersteunt de duurzame ontwikkeling in de visserij- en aquacultuursector en het behoud van het mariene milieu. Daarnaast bevordert het EFMZVA de groei en de werkgelegenheid in de kustgemeenschappen. Met het EFMZVA worden de volgende prioriteiten nagestreefd (verordening 2021/1139):
13-12-2024
De overeenkomst stelt de visserijrechten van EU-vissers in de Atlantische Oceaan en de Noordzee voor 2025 veilig en de tijdige sluiting van de overeenkomst zal zorgen voor stabiliteit en zekerheid voor vissers in de EU en ...
25-11-2024
Uit het jaarverslag blijkt dat de economische prestaties van de EU-vissersvloot aanzienlijk zijn verbeterd. De verbetering heeft te maken met de vooruitgang bij het streven naar duurzame bestanden, hogere gemiddelde prijzen ...
13-09-2024
Het pakket overeenkomsten en protocollen brengt onder meer nieuwe financiële middelen voor projecten in de begunstigde staten van de Europese Economische Ruimte, die de economische en sociale verschillen in de EER moeten ...