De gerechten van de EU-lidstaten mogen over de geldigheid van een in een derde staat geregistreerd octrooi beslissen in het geval de verweerder die geldigheid betwist in het kader van een vordering wegens een inbreuk op dat octrooi. De gerechten van de derde staat blijven wel bij uitsluiting bevoegd om dat octrooi nietig te verklaren. Dat is het antwoord van het EU-Hof op prejudiciële vragen van een Zweedse rechter.
Nieuwsbericht | 25-02-2025
Het verslag bevat de eerste algemene beoordeling van de toepassing van de Verordening betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II), onder meer op basis van verschillende studies, en een onderzoek van de jurisprudentie van het EU-Hof en de nationale rechtbanken. In het verslag wordt ook ingegaan op een aantal nieuwe en opkomende kwesties zoals kunstmatige intelligentie en een steeds toenemende onlineomgeving.
Nieuwsbericht | 11-02-2025
De Raad en het Europees Parlement hebben een verordening aangenomen om het Europees platform voor onlinegeschillenbeslechting (ODR-platform) stop te zetten en de daarmee samenhangende verplichtingen voor overheidsdiensten en onlinebedrijven weg te nemen. De medewetgevers zijn van mening dat het prestatieniveau van het ODR-platform de publieke en private kosten die nodig zijn om het in instrument stand te houden, niet rechtvaardigt.
Nieuwsbericht | 30-12-2024
De plaats waar de afnemer toegang heeft tot de software is de ‘plaats van uitvoering’ van een overeenkomst tot onlineverstrekking van software. Het ter beschikking stellen van de software aan de betrokken afnemer vormt namelijk de kenmerkende verbintenis van die overeenkomst. De rechter van de plaats waar die verbintenis wordt uitgevoerd, is bevoegd in een internationaal geschil over een overeenkomst tot onlineverstrekking van software. Dat is het antwoord van het EU-Hof op een prejudiciële vraag van een Oostenrijkse rechter.
Nieuwsbericht | 03-12-2024
De vordering die een schuldeiser bij een andere nationale rechter dan de rechter van de insolventieprocedure heeft ingesteld met betrekking tot een factuur die ter verificatie bij de curator is ingediend, valt binnen de werkingssfeer van de Brussel I bis-verordening en niet van de Insolventieverordening. Dat is het antwoord van het EU-Hof op prejudiciële vragen van een Belgische rechter.
Nieuwsbericht | 22-11-2024
De tenuitvoerlegging van een vonnis waarbij een journalist en een krantenuitgever zijn veroordeeld tot betaling van schadevergoeding moet worden geweigerd wanneer dit zou leiden tot een kennelijke schending van de persvrijheid. Dit is het geval wanneer de toegekende schadevergoeding kennelijk onevenredig is aan de betrokken reputatieschade en dus een afschrikkend effect dreigt te hebben op de toekomstige berichtgeving in de media over soortgelijke aangelegenheden in de aangezochte lidstaat of, meer in het algemeen, op de uitoefening van de in artikel 11 van het EU-Handvest neergelegde persvrijheid. Dat is het antwoord van het EU-Hof op prejudiciële vragen van een Franse rechter.
Nieuwsbericht | 29-10-2024
Op prejudiciële vragen van twee Duitse rechters heeft het EU-Hof geoordeeld dat de nationale rechter, en niet het EU-Gerecht, bevoegd is te oordelen over een besluit tot uitvoering van een geldelijke verplichting van het EU-agentschap voor chemische stoffen, ECHA. Bovendien bepaalt het EU-hof dat het betreffende besluit geen executoriale titel op grond van artikel 299 EU-Werkingsverdrag heeft. Dat is de uitspraak van het EU-Hof naar aanleiding van prejudiciële vragen van de Duitse rechter.
Nieuwsbericht | 11-09-2024
De aangezochte rechter moet op basis van een uitvoerige analyse vaststellen dat de betrokken bepaling in de rechtsorde van de lidstaat van die rechter als fundamenteel wordt beschouwd, en dat de door die bepaling nagestreefde doelstelling niet kan worden bereikt door toepassing van het recht dat krachtens de collisieregels van de Rome II-verordening is aangewezen. Dat is het antwoord van het EU-Hof op een prejudiciële vraag van een Bulgaarse rechter.
Een geschil betreffende een reisovereenkomst valt ook binnen het toepassingsgebied van de Brussel I bis-verordening wanneer de contractpartijen, te weten de consument en de wederpartij, beide woonplaats hebben in dezelfde lidstaat maar de bestemming van de reis in het buitenland is gelegen. Dat is het antwoord van het EU-Hof op prejudiciële vragen van een Duitse rechter.
Nieuwsbericht | 01-08-2024