C-033/97, Colim NV, arrest van 3 juni 1999
Datum arrest, zaaknummer, partijen HvJEG 3 juni 1999 (vijfde kamer), zaak C-33/97, Colim NV tegen Bigg's Continent Noord NV
Betrokken departementen JUS, EZ, VWS
Sleutelwoorden Harmonisatie van wetgevingen - Informatieprocedure op gebied van normen en technische voorschriften - Richtlijn 83/189/EEG - Etikettering en presentatie van producten - Bescherming van consument - Taal
Samenvatting van feiten, redenering en dictum Colim NV (verder: Colim) en Bigg's Continent Noord NV (verder: Bigg's) exploiteren ieder een warenhuis in de Nederlandstalige Belgische provincie Limburg. De taal van de betrokken regio (provincie Limburg) is Nederlands. Colim en Bigg's verwijten elkaar over en weer producten te verkopen waarop geen of onvoldoende informatie is aangebracht in de Nederlandse taal. De Belgische wet handelspraktijken bevat een verplichting, dat dwingend voorgeschreven vermeldingen op de etikettering in ieder geval moeten zijn gesteld in de taal of de talen van het gebied waar de producten op de markt worden gebracht. Bigg's stelt dat de betrokken bepalingen van de Belgische wet handelspraktijken ongeldig zijn omdat deze niet overeenkomstig richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG 1983, L 109/8)(hierna: richtlijn 83/189/EEG) zijn aangemeld. Colim meent dat het voorschrift niet betreft een kenmerk van een product, maar een wijze waarop informatie over bepaalde kenmerken van een product wordt overgedragen. Mededeling overeenkomstig richtlijn 83/189/EEG is daarom niet vereist. In het hoofdgeding is de versie van richtlijn 83/189/EEG, te weten richtlijn nr. 88/182/EEG van de Raad van 22 maart 1988 tot wijziging van richtlijn 93/189/EEG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG 1988, L 81/75)(hierna: richtlijn 88/182/EEG), van toepassing.
De verwijzende rechter vraagt in de eerste plaats of de in de Wet handelspraktijken opgenomen verplichting een "technische specificatie" vormt en of de bepalingen die deze verplichting bevatten een "technisch voorschrift" zijn in de zin van richtlijn 83/189/EEG en om die reden aan de Commissie hadden moeten worden meegedeeld. De tweede vraag is of en in hoeverre de lidstaten kunnen eisen dat de vermeldingen op ingevoerde producten worden gesteld in de taal van het gebied waar deze producten worden verkocht of in een andere, voor de consumenten uit dat gebied gemakkelijk te begrijpen taal.
Het Hof bepaalt allereerst dat een nationale maatregel die bestaande technische voorschriften herhaalt of vervangt zonder daaraan nieuwe of aanvullende specificaties toe te voegen niet als een "ontwerp" voor een technisch voorschrift in de zin van richtlijn nr. 83/189/EEG kan worden aangemerkt en derhalve ook niet onderworpen is aan de meldingsplicht (punt 22). De nationale rechter bepaalt of dat het geval is (punt 23).
Het Hof maakt onderscheid tussen de verplichting om enerzijds de consument bepaalde informatie over een product te verschaffen en anderzijds de verplichting om die informatie in een bepaalde taal te geven (punt 28). De eerste verplichting heeft volgens het Hof rechtstreeks betrekking op het product, terwijl de tweede verplichting enkel de taal bepaalt waarin de eerstgenoemde verplichting moet worden nagekomen (punt 28). De verplichting om informatie in een bepaalde taal te stellen vormt op zichzelf geen "technisch voorschrift" in de zin van richtlijn 83/189/EEG. Het gaat om een aanvullende regel die noodzakelijk is om de informatie daadwerkelijk te doen overkomen (punt 29).
Met betrekking tot de tweede vraag merkt het Hof op dat voor zover gemeenschapswetgeving een volledige harmonisatie met betrekking tot taalvereisten tot stand brengt, de lidstaten geen aanvullende taalvereisten kunnen opleggen. Wanneer daarentegen geen of slechts een gedeeltelijke harmonisatie bestaat, blijven de lidstaten bevoegd om aanvullende taalvereisten op te leggen (punt 33). Wel merkt het Hof op dat hoewel taalvereisten als die van de Wet handelspraktijken geen "technische voorschriften" zijn in de zin van richtlijn 83/189/EEG, zij wel een belemmering vormen van het intracommunautaire handelsverkeer, voor zover op uit andere lidstaten afkomstige producten andere etiketten moeten worden aangebracht. Het Hof sluit uit dat het om verkoopmodaliteiten gaat in de zin van het arrest van 24 november 1993, gevoegde zaken C-267/91 en C-268/91, Keck en Methouard, Jur. 1993, blz. I-6079 (punt 37).
Het Hof wijst erop dat een nationale maatregel die taalvereisten bevat, in elk geval evenredig dient te zijn aan het nagestreefde doel (punt 40). Een dergelijke nationale maatregel kan worden gerechtvaardigd uit hoofde van het algemeen belang (bescherming van de consument) voorzover zij zonder onderscheid van toepassing is op nationale en ingevoerde producten en zij ook niet uitsluitend op ingevoerde producten mogen worden toegepast, zodat de producten uit andere taalgebieden van de betrokken lidstaat niet worden bevoordeeld ten opzichte van de producten afkomstig uit andere lidstaten (punt 43).
Korte analyse Dit arrest is van belang voor de reikwijdte van het begrip "technisch voorschrift". Daarnaast bevat het arrest een interpretatie van artikel 30 EG-verdrag (thans, na wijziging, artikel 28 EG-verdrag) in verband met etikettering en presentatie van producten.
Wat betreft de reikwijdte van het begrip "technisch voorschrift" moet worden opgemerkt dat het Hof dit begrip interpreteert aan de hand van richtlijn 83/189/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 88/182/EEG. Uit punt 26 van het arrest valt af te leiden dat het Hof voor de toepassing van richtlijn nr. 83/189/EEG uitgaat van de richtlijn zoals deze gold op de vaststellingsdatum van de Belgische Wet handelspraktijken, te weten 14 juli 1991. Zo deze wet technische voorschriften bevat, lijkt er op die datum geen sprake meer te zijn van ontwerp-technische voorschriften die zich -in de woorden van de richtlijn- in een zodanig stadium van voorbereiding bevinden dat er nog ingrijpende wijzigingen in kunnen worden aangebracht.
Het arrest verschaft in de eerste plaats duidelijkheid over de toepasselijkheid van richtlijn 83/189/EEG op reeds geldende voorschriften die opnieuw worden vastgesteld. Alleen de toevoeging van nieuwe of aanvullende specificaties brengt mee dat de meldingsverplichting ook op de oude voorschriften van toepassing is.
In de tweede plaats maakt het Hof onderscheid tussen voorschriften die rechtstreeks betrekking hebben op het product, in casu de verplichting bepaalde informatie over het product te verstrekken, en andere verplichtingen, in casu de verplichting om die informatie in een bepaalde tal te geven. De tweede verplichting is noodzakelijk met het oog op het nuttig effect van de eerste. Het arrest formuleert niet duidelijk een criterium om in andere gevallen een vergelijkbaar onderscheid te maken. Het onderscheid maakt duidelijk dat richtlijn 83/189/EEG niet op alle maatregelen die door artikel 30 EG-verdrag (thans, na wijziging, artikel 28) worden bestreken, betrekking heeft.
Het Hof benadrukt dat volledige harmonisatie de bevoegdheid op het geharmoniseerde gebied uitsluit. Herhaald wordt dat taalvereisten aan producten het intra-communautaire handelsverkeer kunnen belemmeren. Taalvereisten kunnen niet worden aangemerkt als een verkoopmodaliteit in de zin van het arrest van 24 november 1993, gevoegde zaken C-267/91 en C-268/91, Keck en Methouard, Jur. 1993, blz. I-6097, punt 16, omdat zij kunnen leiden tot de noodzaak (de verpakking of etikettering van) ingevoerde producten te wijzigen.
Voor de beoordeling van de communautairrechtelijke geoorloofdheid van taalvereisten herhaalt het Hof zijn eerdere rechtspraak (arresten van 9 augustus 1994, zaak C-51/93, Meyhui, Jur. 1994, blz. I-3879, punt 13 en van 12 oktober 1995, zaak C-85/94, Piageme e.a., Jur. 1994, blz. I-2955, punt 28). Een taalvereiste mag niet uitsluiten dat de consument op andere wijze (symbolen, tekeningen, pictogrammen) wordt ge∩nformeerd. Hieraan wordt toegevoegd dat alleen met betrekking tot verplichte aanduidingen taaleisen mogen worden gesteld alsmede dat deze eisen niet uitsluitend op ingevoerde producten mogen worden toegepast. Deze precisering is van bijzonder belang voor lidstaten met meer taalgebieden (Belgiδ, Luxemburg).
Eerste analyse van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau Voor de notificatiepraktijk in het kader van Richtlijn 83/189/EEG betekent het arrest dat een ontwerp-regeling die bestaande technische voorschriften herhaalt of vervangt zonder daaraan nieuwe of aanvullende specificaties toe te voegen, niet als een ontwerp voor een technisch voorschrift kan worden aangemerkt.
Voor zover taalproducten aan producten worden gesteld, moet erop worden gelet dat deze vereisten gelijkelijk voor nationale en ingevoerde producten gelden en niet minder vergaande nationale maatregelen voorhanden zijn waarmee de (noodzakelijke) informatie aan de consument wordt verzekerd. Bestaande Nederlandse regelgeving lijkt hiermee in overeenstemming.
Voorstel voor behandeling Het fiche wordt ter informatie gestuurd aan de Ministers van Justitie, Economische Zaken en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De ICER vraagt de ministers of hun wetgeving in overeenstemming is met het arrest.