C-150/25 Marhaux
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 24 april 2025 Schriftelijke opmerkingen: 10 juni 2025
Trefwoorden: belastingheffing, aftrek van alimentatiebetalingen, non-discriminatie, vrij verkeer van werknemers
Onderwerp: VWEU: artikel 45.
De rechtbank vraagt aan het Hof of artikel 45 VWEU zo moet worden uitgelegd dat België bij de berekening van de personenbelasting van een Belgische ingezetene rekening dient te houden met het feit dat deze ingezetene, ondanks de toepassing van een verdragsrechtelijke non-discriminatiebepaling in de bilaterale overeenkomst met Frankrijk, geen volledig belastingvoordeel geniet wegens de nationale bepaling van Frankrijk (namelijk dat alimentatiebetalingen pas aftrekbaar zijn indien belastbaar bij de begunstigde).
Prejudiciële vraag: Moet artikel 45 VWEU aldus worden uitgelegd dat een lidstaat (België) bij de berekening van de personenbelasting van een van zijn ingezetenen rekening moet houden met het feit dat deze ingezetene van België – niettegenstaande een verdragsrechtelijke non-discriminatiebepaling, zoals artikel 25, lid 2, van de overeenkomst tussen België en Frankrijk tot voorkoming van dubbel belasting van 10 maart 1964, die voorziet in de toekenning van persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de gezinstoestand of gezinslasten naar rata aan niet-ingezetenen – vanwege specifieke in de nationale wetgeving van de werkstaat (Frankrijk), in casu artikel 197 A van de Franse Code général des impôts, namelijk dat voor de berekening van de Franse belasting de alimentatie die deze niet-ingezetene van de werkstaat betaalt, slechts in mindering kan worden gebracht bij de berekening van de Franse belasting indien deze alimentatie belastbaar is bij de begunstigde in Frankrijk en de inaanmerkingneming ervan niet leidt tot een vermindering van de belasting die de belastingplichtige in zijn woonstaat verschuldigd is, noch in de werkstaat (Frankrijk), noch in de woonstaat (België) het voordeel heeft van een fiscale inaanmerkingneming van de betaalde alimentatie naar rata van de belastbare inkomsten in de werkstaat (Frankrijk), terwijl de woonstaat in staat is de belasting te berekenen door de aftrekbare alimentatie te verrekenen met de binnenlandse inkomsten, na het bij verdrag vrijgestelde deel van de inkomsten te hebben uitgesplitst, zodat het voordeel van de aftrek niet verwatert door de betaalde alimentatie te verrekenen met de bij verdrag, onder voorbehoud van progressiviteit, vrijgestelde inkomsten, waardoor hij in de werkstaat niet daadwerkelijk in aanmerking is gekomen voor een evenredige aftrek van deze alimentatie?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: 143/87; C-10/90; C-370/90; C-419/92; C-18/95; C-190/98; C-87/99; C-302/98; C-39/10 Commissie/Estland; C-512/13; C-174/18 .
Specifiek beleidsterrein: FIN; SZW