C-154/21 Osterreichische Post
Prejudiciële hofzaak Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 7 mei 2021Schriftelijke opmerkingen: 23 juni 2021
Trefwoorden : AVG; gegevensbescherming;
Onderwerp :
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (AVG);
Feiten:
Verzoeker heeft onder verwijzing naar artikel 15 AVG verweerster verzocht om inzage te verkrijgen van de hem betreffende persoonsgegevens die verweerster opslaat/heeft opgeslagen, alsmede om hem informatie te verstrekken over de plaats waar deze gegevens worden bewaard en, voor het geval dat deze gegevens zijn doorgegeven, wie de concrete ontvangers daarvan waren. Verweerster heeft geantwoord dat zij als uitgever gebruik maakt van adressenlijsten en deze voor marketingdoeleinden aanbiedt aan zakelijke klanten. Voor het overige heeft zij verwezen naar een website, waarop ook een link naar een andere website is opgenomen. Pas in de onderhavige procedure heeft verweerster verzoeker meegedeeld dat zij gegevens van verzoeker voor marketingdoeleinden heeft verwerkt en deze gegevens heeft doorgegeven aan zakelijke klanten, waaronder adverteerders. Concrete ontvangers van verzoekers gegevens heeft verweerster op geen enkel ogenblik aan verzoeker bekendgemaakt. Verzoeker vordert dat verweerster zou worden veroordeeld om hem (verbeterde) informatie als bedoeld in artikel 15 AVG te verstrekken: zijn de persoonsgegevens doorgegeven en, zo ja, aan welke ontvanger(s). De lagere rechters hebben de vordering afgewezen. De appelrechter heeft uiteengezet dat zolang het in artikel 12 AVG bedoelde vereiste van transparantie wordt nageleefd, ook een aanvulling of precisering achteraf van informatie die tevoren overeenkomstig artikel 15 is verstrekt, moet worden geacht in overeenstemming te zijn met het recht. Het Oberste Gerichtshof moet uitspraak doen op verzoekers beroep in Revision tegen het arrest van de appelrechter.
Overweging:
Met betrekking tot de prejudiciële vraag bestaan er in Oostenrijk en Duitsland verschillende opvattingen in de rechtsleer: voor en tegen een keuzerecht van de verwerkingsverantwoordelijke. Uit de bewoordingen van artikel 15, lid 1, onder c), AVG volgt geen definitieve beantwoording van de vraag. Indien de prejudiciële vraag bevestigend wordt beantwoord, zou verweerster wegens de niet-vermelding van de namen van de concrete ontvangers nog niet volledig hebben voldaan aan de informatieplicht als bedoeld in artikel 15 AVG en zou de vordering moeten worden toegewezen.
Prejudiciële vraag:
Moet artikel 15, lid 1, onder c), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB 2016, L 119, blz. 1) aldus worden uitgelegd dat het recht van inzage beperkt is tot categorieën van ontvangers indien bij de voorgenomen verstrekking van informatie de specifieke ontvangers daarvan nog niet vaststaan, maar dat recht zich noodzakelijkerwijs ook moet uitstrekken tot ontvangers van die informatie wanneer reeds gegevens zijn meegedeeld?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-553/07
Specifiek beleidsterrein: JenV