C-249/19 JE
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 21 mei 2019 Schriftelijke opmerkingen: 7 juli 2019
Trefwoorden : echtscheiding; scheiding van tafel en bed; bevoegdheid rechter
Onderwerp :
- Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid;
- Verordening (EU) nr. 1259/2010 van de Raad van 20 december 2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed;
Feiten:
Verzoekster, JE, heeft in eerste aanleg tegen verweerder, KF, een verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechter. Hierbij heeft zij verzocht om de ontbinding van het huwelijk tussen partijen, het recht om opnieuw haar naam van vóór het huwelijk te gebruiken, de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag over de minderjarige dochter, de vaststelling van de woonplaats van de minderjarige dochter bij haar moeder in Italië, en de verplichting van verweerder om een onderhoudsbijdrage te betalen. Ter motivering stelt verzoekster dat partijen op 02.09.2001 in Roemenië zijn gehuwd en dat uit deze relatie de minderjarige dochter is geboren in Italië. Bij civiel vonnis van 31.05.2017 heeft de rechter zich onbevoegd verklaard om het geschil te beslechten, ten gunste van een andere rechter in eerste aanleg, bij wie het geding op de rol is ingeschreven. Die rechter heeft de exceptie van algemene onbevoegdheid van de Roemeense rechter toegewezen wat betreft de vordering inzake ouderlijk gezag en de onderhoudsplicht ten aanzien van de minderjarige dochter. Bij civiel vonnis van 20.02.2018 heeft deze rechter het verzoek afgewezen. Op grond van verordening 2201/2003 en verordening 1259/2010, is de toepassing van de Roemeense procedurele bepalingen inzake de algemene bevoegdheid en het op de echtscheiding toepasselijke recht, uitgesloten. De rechter heeft vastgesteld dat het Italiaanse recht van toepassing is. De rechter is van oordeel dat, volgens de Italiaanse wet, de ontbinding van het huwelijk in situaties zoals in casu alleen kan worden gevraagd indien de scheiding van tafel en bed tussen de echtgenoten heeft plaatsgevonden, en indien sinds de scheiding van tafel en bed ten minste drie jaar zijn verstreken voor het verzoek tot echtscheiding. Aangezien de Roemeense wetgeving niet voorziet in een procedure van scheiding van tafel en bed, moet deze procedure voor de Italiaanse rechter worden gevoerd, waardoor een verzoek bij de Roemeense rechter niet ontvankelijk is. Verzoekster is hiertegen in hoger beroep gegaan.
Overweging:
De verwijzende rechter wenst te vernemen of de uitdrukking “het toepasselijke recht voorziet niet in de mogelijkheid van echtscheiding” restrictief en letterlijk moet worden uitgelegd (dus dat zij alleen ziet op de situatie waarin het toepasselijke buitenlandse recht niet voorziet in een echtscheiding) of dat het ruim moet worden uitgelegd (dus dat die uitdrukking ook ziet op de situatie waarin het toepasselijke buitenlandse recht echtscheiding toestaat, maar onder uitzonderlijk restrictieve voorwaarden) wat impliceert dat vóór de scheiding een procedure tot scheiding van tafel en bed moet worden gevoerd, voor welke procedure het recht van de geadieerde rechter geen gelijkwaardige procedurele bepalingen bevat.
Prejudiciële vraag:
Meer bepaald dient te worden uitgemaakt of de uitdrukking „[i]ndien het krachtens artikel 5 of artikel 8 toepasselijke recht niet voorziet in de mogelijkheid van echtscheiding” restrictief en letterlijk moet worden uitgelegd, dat wil zeggen in die zin dat zij alleen ziet op de situatie waarin het toepasselijke buitenlandse recht niet voorziet in de mogelijkheid van echtscheiding, in welke vorm dan ook, dan wel ruim moet worden uitgelegd, in die zin dat die uitdrukking ook ziet op de situatie waarin het toepasselijke buitenlandse recht echtscheiding toestaat, maar onder uitzonderlijk restrictieve voorwaarden, wat impliceert dat vóór de scheiding een procedure tot scheiding van tafel en bed moet worden gevoerd, voor welke procedure het recht van de geadieerde rechter geen gelijkwaardige procedurele bepalingen bevat.
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: /
Specifiek beleidsterrein: JenV;