C-264/14 Hedqvist
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 21 juli 2014 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 7 augustus 2014 Schriftelijke opmerkingen: 7 september 2014 Trefwoorden: btw; bitcoins
Onderwerp Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.
Verzoeker David Hedqvist is van plan een onderneming te starten in aan- en verkoop van bitcoins. Hij vraag prealabel advies aan de ZWE commissie voor fiscale vraagstukken (CFV) of hij over de aan- en verkoop van dit virtuele betaalmiddel btw moet afdragen. De transacties zullen plaatsvinden zowel met particulieren als met bedrijven. CFV ziet verzoekers activiteit als een financiële activiteit in de vorm van de verstrekking van betaalmiddelen, het verrichten van een wisseldienst onder bezwarende titel. Verzoekers activiteit zou volgens de ZWE btw-wet vrijgesteld zijn van belasting. CFV beschouwt verzoekers onderneming als een financiële activiteit in de vorm van de verstrekking van betaalmiddelen. De bitcoin is een betaalmiddel dat op dezelfde wijze wordt gebruikt als wettige betaalmiddelen, en het vertoont grote gelijkenissen met elektronisch geld. CFV ziet de uitdrukking ‘wettig betaalmiddel’ in de btw-RL (beperking werkingssfeer vrijstelling) als uitdrukking die ziet op bankbiljetten en munten, niet op deviezen. Het doel van de vrijstelling is immers het voorkomen van moeilijkheden bij btw-heffing over financiële diensten. De belastingdienst gaat in beroep tegen de beslissing van CFV. Zij stelt dat geen sprake kan zijn van btw-vrijstelling omdat de btw-RL alleen over deviezen gaat die ergens wettig betaalmiddel zijn.
De verwijzende ZWE rechter (Hooggerechtshof in bestuurszaken) constateert dat het HvJEU de btw-RL nog niet heeft uitgelegd voor wat betreft wisseltransacties met virtuele valuta. Hij legt het HvJEU dan ook de volgende vragen voor: 1. Moet artikel 2, lid 1, van de btw-richtlijn aldus worden uitgelegd dat transacties in de vorm van wat is omschreven als ruil van virtuele valuta tegen traditionele valuta en omgekeerd, die worden verricht voor een tegenprestatie die de dienstverrichter bij de vaststelling van de wisselkoersen mede aanrekent, een dienst onder bezwarende titel vormen? 2. Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 135, lid 1, dan aldus worden uitgelegd dat voormelde wisseltransacties vrijgesteld zijn van belasting?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-235/00 CSC; C-350/10 Nordea Pankki Suomi Specifiek beleidsterrein: FIN