C-296/24 - C-307/24 Jouxy e.a.

Contentverzamelaar

C-296/24 - C-307/24 Jouxy e.a.

Prejudiciële hofzaak    

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     18 juli 2024
Schriftelijke opmerkingen:                     4 september 2024

Trefwoorden: Kinderbijslag; vrij verkeer van werknemers; gelijke behandeling

Onderwerp: Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie: artikel 7, lid 2.

Feiten:
De zaken C-296/24 t/m C-307/24 gaan over de intrek van het sociale voordeel dat echtgenoten ontvingen voor de kinderen van hun partner, na een wijziging van een nationale wet waarin bepaald wordt dat de kinderen van een echtgenoot of partner uitgesloten zijn van het begrip ‘gezinslid’. De feiten en overwegingen in de zaken C-297/24 t/m C-307/24 zijn vrijwel identiek aan die in de zaak C-296/24.

C-296/24
Deze zaak ziet op een grensarbeider ‘SM’ en zijn recht op het ontvangen van sociaal voordeel voor het kind van zijn echtgenote. Op grond van rechtspraak van het Hof moet de nationale rechter nagaan of SM voorziet in het onderhoud van het kind van zijn echtgenote. Hierbij moeten objectieve elementen onderzocht worden. In het bestreden arrest van de nationale appelrechter is echter de beoordeling of een persoon bijdraagt in het onderhoud van het kind van zijn vrouw, afhankelijk gemaakt van de ‘redenen van de bijdrage’ en van de ‘omvang’ ervan. 

Overweging:
C-296/24
De verwijzende rechter wil uitleg van de voorwaarden voor het ‘voorzien in het onderhoud’ van een kind, en of deze voorwaarden ruim kunnen worden uitgelegd. In de rechtspraak van het Hof is een gemeenschappelijke woning als voorbeeld gegeven voor objectieve elementen. De verwijzende rechter wil weten of dit slechts een voorbeeld is of dat een gemeenschappelijke woning een noodzakelijke voorwaarde is waar aan voldaan moet worden om te kunnen stellen dat er voorzien wordt in het onderhoud van het kind. De voorwaarden moeten volgens de verwijzende rechter uitgelegd worden tegen de achtergrond van het beginsel dat de bepalingen van vrij verkeer van werknemers ruim moet worden uitgelegd.

Prejudiciële vragen voor C-296/24 – C-307/24:
l a) Moet de voorwaarde dat wordt „voorzien in het onderhoud” van een kind, waaruit de hoedanigheid van familielid in de zin van de bepalingen van het recht van de Europese Unie voortvloeit, zoals deze voorwaarde is ontwikkeld in de rechtspraak van het Hof betreffende het vrije verkeer van werknemers en het recht van een grensarbeider om een aan de verrichting van arbeid in loondienst in een lidstaat verbonden sociaal voordeel te ontvangen voor het kind van zijn echtgenoot of geregistreerde partner met wie hij geen afstammingsband heeft, op zichzelf of in samenhang met het beginsel dat de bepalingen die het vrije verkeer van werknemers beogen te waarborgen, ruim moeten worden uitgelegd, aldus worden uitgelegd dat deze voorwaarde moet worden geacht te zijn vervuld, zodat er een recht op een sociaal voordeel ontstaat, – op grond van het enkele feit dat de grensarbeider met een ouder van het kind is gehuwd of een geregistreerd partnerschap is aangegaan, – op grond van het enkele feit dat de grensarbeider en het kind een gemeenschappelijke woning of verblijfplaats hebben, – op grond van het enkele feit dat de grensarbeider uitgaven van welke aard ook die ten goede komen aan het kind voor zijn rekening neemt, ook al − dekken die uitgaven andere dan basis- of voedingsbehoeften, − worden die uitgaven betaald aan derden en komen zij slechts indirect ten goede aan het kind; − worden die uitgaven niet in het exclusieve of specifieke belang van het kind gedaan, maar komen zij ten goede aan het hele huishouden, − hebben die uitgaven slechts een incidenteel karakter, − zijn die uitgaven lager dan die van de ouders, − zijn die uitgaven onbeduidend gelet op de behoeften van het kind, – op grond van het enkele feit dat de uitgaven worden gedaan vanaf een gezamenlijke rekening van de grensarbeider en zijn echtgenoot of geregistreerde partner, die de ouder is van het kind, waarbij het niet uitmaakt van wie het geld op die rekening afkomstig is, – op grond van het enkele feit dat het kind jonger is dan 21 jaar? 

1 b) Ingeval de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord: moet de voorwaarde dat wordt „voorzien in het onderhoud” aldus worden uitgelegd dat deze voorwaarde moet worden geacht te zijn vervuld, zodat er een recht op een sociaal voordeel ontstaat, wanneer twee of meer van de genoemde omstandigheden zich voordoen? 

2) Moet de voorwaarde dat wordt „voorzien in het onderhoud” van een kind, waaruit de hoedanigheid van familielid in de zin van de bepalingen van het recht van de Europese Unie voortvloeit, zoals deze voorwaarde is ontwikkeld in de rechtspraak van het Hof betreffende het vrije verkeer van werknemers en het recht van een grensarbeider om een aan de verrichting van arbeid in loondienst in een lidstaat verbonden sociaal voordeel te ontvangen voor het kind van zijn echtgenoot of geregistreerde partner met wie hij geen afstammingsband heeft, op zichzelf of in samenhang met het beginsel dat de bepalingen die het vrije verkeer van werknemers beogen te waarborgen, ruim moeten worden uitgelegd, aldus worden uitgelegd dat deze voorwaarde moet worden geacht niet te zijn vervuld, zodat er geen recht op een sociaal voordeel ontstaat, – op grond van het enkele feit dat er een onderhoudsverplichting rust op de ouders van het kind, ongeacht − of het recht op een onderhoudsbijdrage is vastgesteld door de rechter of bij overeenkomst, − op welk bedrag de onderhoudsbijdrage is vastgesteld, − of de schuldenaar zijn onderhoudsverplichting daadwerkelijk nakomt, − of de bijdrage van de grensarbeider een verzuim van een ouder van het kind compenseert, – op grond van het enkele feit dat het kind regelmatig bij de andere ouder verblijft in het kader van de uitoefening van een omgangs- en verblijfsrecht, een co-ouderschap of een andere regeling?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C 802/18; C-401/15–C-403/15 e.a.; C-316/85; C-20/12 ; C-238/15 Bragança Linares Verruga e.a.; C-410/18; C-3/90; C-337/97; C-542/09 Commissie/Nederland; C-20/12 

Specifiek beleidsterrein: SZW