C-301/23 Bank BPH

Contentverzamelaar

C-301/23 Bank BPH

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:  24 juli 2023
Schriftelijke opmerkingen:        10 september 2023

Trefwoorden: nietigheid van de kredietovereenkomst, oneerlijke contractuele bedingen, informatieverplichting, transparantievereiste

Onderwerp:

•            Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: artikel 169, lid 1;

•            Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikel 38;

•            Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB 1993, L 95, blz. 29; hierna: „richtlijn 93/13”): artikel 3, lid 1, artikel 4, lid 2, artikel 5, artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1.

Feiten:

In 2009 is een kredietovereenkomst gesloten krachtens welke verweersters rechtsvoorganger (hierna: „bankˮ) aan verzoeker een aan de wisselkoers gekoppeld krediet heeft verstrekt. In de overeenkomst is bepaald dat het krediet rentedragend is volgens een variabel rentepercentage. Dit krediet gaat gepaard met bepaalde risico’s als gevolg van eventuele wijzigingen van de wisselkoers met vreemde valuta, waarvan de verzoeker op de hoogte was. Nietigheid van de kredietovereenkomst brengt mee dat verzoeker de tegenwaarde van de hoofdsom van het krediet aan de bank moet terugbetalen en dat hij door de bank kan worden aangemaand tot betaling van een vergoeding voor het niet-contractuele gebruik van die hoofdsom. Daarop heeft hij verklaard ermee in te stemmen dat de kredietovereenkomst nietig wordt verklaard.

Overweging:

Verzoeker betoogt dat de contractuele bedingen oneerlijk zijn en dat in deze bedingen het voornaamste voorwerp van de contractueel overeengekomen prestatie wordt vastgesteld, en de overeenkomst niet ten uitvoer kan worden gelegd wanneer deze bedingen worden geschrapt, met als gevolg dat de overeenkomst nietig is. Verweerster heeft in haar verweerschrift verzocht de ingestelde vordering af te wijzen, waarbij zij heeft aangegeven dat de overeenkomst niet nietig is en geen oneerlijke bedingen bevat.

Uit rechtspraak van het Hof blijkt dat „de kredietnemer duidelijk geïnformeerd moet worden over het feit dat hij zich met de ondertekening van een in vreemde valuta luidende kredietovereenkomst blootstelt aan een wisselkoersrisico dat mogelijkerwijs economisch gezien een zware last kan worden in geval van devaluatie van de valuta waarin hij zijn inkomsten ontvangt. Het feit dat de consument verklaart zich ten volle bewust te zijn van de mogelijke risico’s die het aangaan van deze overeenkomst met zich mee kan brengen, speelt op zich geen rol bij de beantwoording van de vraag of de verkoper heeft voldaan aan dat transparantievereiste”. De verwijzende rechter vraagt zich daarom af welke door de bank verstrekte specifieke inlichtingen volstaan om te kunnen vaststellen dat de kredietnemer bij het ondertekenen van een in een vreemde valuta luidende kredietovereenkomst daadwerkelijk voldoende duidelijk is geïnformeerd over het wisselkoersrisico dat hij loopt. Daarnaast vraagt de verwijzende rechter zich af of in het kader van de verstrekking van de vereiste informatie moet worden verwezen naar een abstract model van de „(normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende) gemiddelde consument” dan wel of daarbij rekening moet worden gehouden met de individuele situatie van de specifieke consument, met inbegrip van zijn kennis en ervaring. De nationale rechter is verplicht om te beoordelen of onderdelen van bedingen het karakter van afzonderlijke contractuele verplichtingen hebben, zodat de nationale rechter kan beoordelen of dit onderdeel geschrapt kan worden uit de overeenkomst. De verwijzende rechter wenst in dat kader te vernemen hoe de verplichting tot het verstrekken van informatie over „de juridische gevolgen die de schrapping van het oneerlijke beding kan hebben” moet worden begrepen.

Prejudiciële vragen:

1. Moeten artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten en het beginsel van doeltreffendheid aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een rechterlijke uitlegging van nationale bepalingen volgens welke een consument de rechter niet rechtsgeldig kan verzoeken vast te stellen dat een door hem gesloten overeenkomst bedingen bevat die hem niet binden of dat de overeenkomst in haar geheel nietig is?

2. Moeten artikel 4, lid 2, en artikel 5 van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten aldus worden uitgelegd dat ten aanzien van een aan de wisselkoers van een vreemde valuta gekoppelde kredietovereenkomst is voldaan aan het vereiste dat contractuele bedingen duidelijk en begrijpelijk geformuleerd moeten zijn, wanneer de bank de kredietnemer kennis heeft laten nemen van:

een historische grafiek van de wisselkoers van deze vreemde valuta ten opzichte van de nationale valuta waaruit volgt dat deze koers in de loop van enkele jaren met tientallen procenten is veranderd

en

een simulatie van het effect van een stijging van de wisselkoers van de vreemde valuta met enkele tientallen procenten op het bedrag van de af te lossen krediettermijnen?

3. Moeten artikel 4, lid 2, en artikel 5 van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten aldus worden uitgelegd dat het vereiste dat contractuele bedingen duidelijk en begrijpelijk geformuleerd moeten zijn, moet worden geanalyseerd in relatie tot het model van de gemiddelde consument of aldus dat daarbij tevens rekening moet worden gehouden met de individuele situatie en de kenmerken van de consument op de datum van sluiting van de overeenkomst en met name met zijn kennis, zijn opleidingsniveau en zijn ervaring?

4. Moet artikel 3, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten aldus worden uitgelegd dat een contractueel beding dat erin voorziet dat de door de bank gehanteerde marge bestaat in het rekenkundig gemiddelde van de marges die worden toegepast door verschillende andere, bij naam genoemde handelsbanken in strijd is met de eisen van de goede trouw en het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort?

5. Moeten artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten en het beginsel van doeltreffendheid aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een rechterlijke uitlegging van nationale bepalingen volgens welke de nationale rechter mag oordelen dat de consument alleen niet gebonden is aan het oneerlijke aspect van een contractueel beding (dat voorziet in een wijziging van de gemiddelde wisselkoers van Narodowy Bank BANK BPH 3 Polski, de Poolse centrale bank, met de spread), hoewel dit oneerlijke aspect geen afzonderlijke contractuele verplichting vormt, maar dat hij wel gebonden is aan de rest van dat contractuele beding?

6. Moet artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten aldus worden uitgelegd dat de op de nationale rechter rustende verplichting om de consument te informeren over de mogelijke rechtsgevolgen van de nietigverklaring van een overeenkomst zich alleen uitstrekt tot de vorderingen tot teruggaaf die uit de nietigheid van de overeenkomst voortvloeien of aldus dat deze verplichting zich uitstrekt tot alle hypothetische rechtsgevolgen (ook al zijn deze twijfelachtig, betwistbaar of weinig waarschijnlijk) die de nietigheid van de overeenkomst kan meebrengen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Andriciuc e.a., C-186/16; BNP Paribas Personal Finance, C-776/19 - C-782/19; ERSTE Bank Hungary, C-670/20; Bank BPH, C-19/20; C-70/17 en C-179/17, Abanca Corporación Bancaria en Bankia.

Specifiek beleidsterrein: EZK