C-305/17
Prejudiciële hofzaak Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie. Termijnen: Motivering departement: 17 juli 2017 Schriftelijke opmerkingen: 3 september 2017 Trefwoorden: vrij verkeer van goederen; (douane)heffingen van gelijke werking Onderwerp: VWEU artikel 28 en 30 (vrij goederenverkeer / DouaneUnie) De in de beschikking gegeven data zijn niet erg helder... Verzoeksters rechtsvoorganger (‘verzoekster 1’) heeft in oktober 2007 (?) toestemming gekregen om als leverancier van elektriciteit op te treden (aankoop in SLW en verkoop naar andere EULS. Zij heeft met ingang van 15-08-2016 met de SLW elektriciteitscentrales een kaderovereenkomst gesloten, en vervolgens aparte overeenkomsten voor de levering van elektriciteit, waaronder die van 80 MW van 18-07-2017. Op 16-01-2008 sluit verzoekster 1 een transmissieovereenkomst met de SLW vennootschap ‘Slowaaks elektriciteitstransmissienet’ (SETM) krachtens welke SETM zich verbond de transmissiediensten op zich te nemen en te zorgen voor het beheer en het verrichten van transmissiediensten binnen de perken, in de periodes en overeenkomstig de voorwaarden in het geldende SLW regeringsbesluit. Volgens dat besluit dienen gebruikers een heffing te betalen indien zij niet kunnen aantonen dat de geëxporteerde energie op het SLW grondgebied is ingevoerd. Verzoekster 1 krijgt voor de periode van 01-01 tot en met 31-12-2008 een heffing van € 6.815.853,415 opgelegd. Na vergeefs bij SETM te hebben gevraagd om stopzetting van de heffing start verzoekster 1 een procedure waarin zij teruggave van het betaalde bedrag eist van verweerder (SLW, als vaststeller van de tarieven). Verweerder stelt dat de heffing, zoals ook besproken met de EURCIE, een tijdelijke maatregel was om de operationele veiligheid, de betrouwbaarheid en de stabiliteit van het SLW energienet te waarborgen, dat wil zeggen een voldoende volume aan ondersteuningsdiensten te garanderen voor de beheerder van het vervoersnetwerk dat voor de uitvoer van energie naar het buitenland wordt gebruikt, gelet op het feit dat de elektriciteit niet vanuit het buitenland naar SLW was vervoerd, maar in SLW was geproduceerd. Hij verwijt verzoekster niet te hebben aangegeven in welk opzicht het gewraakte besluit met EUrecht strijdig is en stelt dat verzoekster niet zoals verplicht volgens het besluit heeft aangetoond dat de geëxporteerde elektriciteit in SLW was ingevoerd. Verzoekster 1 stelde evenwel dat om het even welke geldelijke last, wat ook de wijze van inning of het doel ervan is, die eenzijdig op nationale en buitenlandse goederen wordt toegepast omdat zij de grens overschrijden en die strikt genomen niet als een douanerecht wordt beschouwd, overeenkomstig VWEU artikel 28 als een heffing van gelijke werking als een douanerecht moet worden beschouwd. De verwijzende SLW rechter (Rb district Bratislava) stelt vast dat volgens het regeringsbesluit bij uitvoer van elektriciteit de uitvoerder gehouden is tot betaling van een last voor netdiensten, als hij niet aantoont dat de uitgevoerde elektriciteit eerst in SLW is ingevoerd. Hij wijst op VWEU artikel 28 (DouaneUnie) dat een verbod van alle heffingen van gelijke werking tussen EULS als een gemeenschappelijk douanetarief van de EULS tegenover derde landen inhoudt. De hoogte van de betwiste hoofdsom wordt door partijen niet in twijfel getrokken, wel of het litigieuze regeringsbesluit verenigbaar is met EUrecht. De verwijzende rechter legt daartoe het HvJEU de volgende vragen voor: 1. Moet artikel 30 VWEU aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale regeling zoals die van artikel 12, lid 9, van de Nariadenia vlády Slovenskej republiky č. 317/2007 Z. z., ktorým sa ustanovujú pravidlá pre fungovanie trhu s elektrinou (besluit nr. 317/2007 van de regering van de Slowaakse Republiek betreffende regels voor de werking van de elektriciteitsmarkt) [hierna: “regeringsbesluit”], die een specifieke geldelijke last voor de uitvoer van elektriciteit uit Slowakije instelt, ongeacht of de elektriciteit naar lidstaten van de Europese Unie of naar derde landen wordt uitgevoerd, wanneer de uitvoerder niet aantoont dat die elektriciteit in Slowakije is ingevoerd, met andere woorden een geldelijke last die uitsluitend van toepassing is op elektriciteit die in Slowakije is geproduceerd en van daaruit wordt uitgevoerd? 2. Is ook een geldelijke last zoals die welke is ingesteld door artikel 12, lid 9, van het [regeringsbesluit], te weten een last die uitsluitend van toepassing is op elektriciteit die in Slowakije wordt geproduceerd en tegelijk van daaruit wordt uitgevoerd, ongeacht of dat naar derde landen dan wel naar lidstaten van de Europese Unie is, een heffing van gelijke werking als een douanerecht, als bedoeld in artikel 28, lid 1, VWEU? 3. Is een nationale regeling zoals die van artikel 12, lid 9, van het [regeringsbesluit] verenigbaar met het beginsel van het vrije verkeer van goederen, zoals neergelegd in artikel 28 VWEU? Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Specifiek beleidsterrein: EZ en FIN