C-333/15 en C-334/15 Planes Bresco
Gevoegde prejudiciële hofzaken
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraken Klik op C-333/15 en C-334/15 voor de volledige dossiers van het Hof van Justitie Termijnen: Motivering departement: 20 augustus 2015 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 06 september 2015 Schriftelijke opmerkingen: 06 oktober 2015 Trefwoorden: landbouw (steunregelingen) Onderwerp - Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers
De vragen en omstandigheden in de gevoegde zaken zijn identiek. Alleen geldt voor C-334/15 een andere aanvraagperiode. Verzoekster María del Pilar Planes Bresco heeft in april 2007 een verzamelaanvraag ingediend voor bedrijfstoeslag op grond van Vo. 1782/2003 en voor rechtstreekse gekoppelde areaalsteun, alsmede een aangifte van akkerbouw voor 2007. Zij declareert 48,47 ha als ‘subsidiabele hectaren die grond opleveren voor de toekenning van normale steun’. Haar aanvraag wordt door verweerster (regio Aragón) gecorrigeerd naar 28,70 ha en de overige ha wegens ‘niet-gebruik’ uitgesloten omdat het blijvend grasland het voederareaal overschrijdt. Verzoekster start een procedure en beroept zich op voorrang EURrecht en het feit dat het besluit niet is gemotiveerd. Haar administratief beroep wordt afgewezen, voornamelijk op de grond dat wordt aangenomen dat verzoekster de voorwaarden voor uitbetaling kunstmatig heeft gecreëerd. Verzoekster legt de zaak voor aan het Hooggerechtshof van Aragón maar ook daar wordt haar beroep 13-03-2013 afgewezen op de grond dat de steunaanvraag is behandeld in overeenstemming met EURrecht (artikel 29 Vo. 1782/2003) waarin beperking is toegestaan indien vaststaat dat sprake is van kunstmatige creatie tot verkrijging van voordeel. Verzoekster stelt schending van artikel 44 van de Vo. waaruit volgens haar volgt dat zowel bouwland als blijvend grasland zonder enige beperking subsidiabele hectaren uitmaken, zodat sprake is van uitholling van het begrip ‘subsidiabele hectare’.
De verwijzende SPA rechter (SPA Hooggerechtshof) acht het voor de beslechting van het hoofdgeding van essentieel belang dat wordt bepaald of de algemene bepaling van het litigieuze besluit in overeenstemming is met EURrecht. Verzoekster heeft haar verzoek om toewijzing van de toeslagrechten gebaseerd op het – door geen van de partijen betwiste – bestaan van een bepaald aantal volledig uit blijvend grasland bestaande subsidiabele hectaren. Verweerster corrigeert dit omdat zij meent dat voor de bepaling van de in Vo. 1782/2003 bedoelde toeslag van het begrip „subsidiabele hectaren” moeten worden uitgesloten de voor grasland bestemde arealen die nog niet zijn gedeclareerd en in aanmerking genomen voor de initiële toewijzing van die steun, tenzij de landbouwer bewijst dat de in dat verband gedeclareerde nieuwe arealen daadwerkelijk voor weiland zijn bestemd. Bijgevolg hangt de al dan niet toewijzing van verzoeksters vordering af van de uitlegging die het HvJEU geeft aan de artikelen 43, 44 en 29 van de Vo. Hij legt de volgende vragen aan het HvJEU voor: „Moeten de artikelen 43 en 44 van verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale wettelijke regeling die van de categorie van subsidiabele hectaren uitsluit alle door een landbouwer gedeclareerde arealen blijvend grasland die uitstijgen boven de arealen die voordien in aanmerking waren genomen bij de bepaling van de aan die landbouwer toekomende normale rechten, waarbij de inaanmerkingneming van die arealen en dus de vervanging van bouwland door grasland afhankelijk is gesteld van de voorwaarde dat dit grasland daadwerkelijk voor veehouderij is gebruikt in het specifieke jaar waarvoor om toeslagrechten wordt verzocht?” Indien de vorige vraag ontkennend wordt beantwoord: „Moet artikel 29 van verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003, dat uitbetalingen op basis van de steunregelingen ontzegt aan begunstigden van wie ‚vaststaat dat zij de voorwaarden voor de uitbetaling kunstmatig hebben gecreëerd om een voordeel te verkrijgen dat in strijd is met de doelstellingen van de betrokken steunregeling’, aldus worden uitgelegd dat het de lidstaten niet toestaat te voorzien in algemene bepalingen die het aantal ‚subsidiabele hectaren’ (blijvend grasland) beperken door een objectieve omschrijving te geven van de algemene gevallen waarin wordt aangenomen dat de begunstigde de voorwaarden voor de uitbetaling kunstmatig heeft gecreëerd, zonder concreet en met betrekking tot een specifieke landbouwer het bewijs te leveren van de door die landbouwer verrichte activiteit en diens handelwijze?” Specifiek beleidsterrein: EZ