C-349/22 Autoridade Tributária e Aduaneira
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 9 augustus 2022 Schriftelijke opmerkingen: 26 september 2022
Trefwoorden: motorrijtuigenbelasting, ongelijke behandeling, milieucriteria
Onderwerp: Artikel 110 VWEU
Feiten:
Verzoeker heeft bij de douane van Leixões (Portugal) een douaneaangifte voor een voertuig (DAV) ingediend. Die verklaring betrof een hybride personenauto uit Duitsland, die op 14-09-2018 voor het eerst in die lidstaat was geregistreerd. De douane van Leixões heeft de ISV vastgesteld op een bedrag van 2 928,28 EUR, dat voortvloeit uit de berekening van de belasting tegen 100 % en volledig door verzoeker is betaald. Artikel 8, lid 1, onder d), CISV, zoals gewijzigd bij wet 75-B/2020 van 31-12-2020 (de versie van artikel 8 van kracht vanaf 2021), is toegepast, op grond waarvan het tussentarief van 25 % geldt voor personenauto’s die zijn uitgerust met een plug-in hybride motor, waarvan de batterij kan worden opgeladen door aansluiting op het elektriciteitsnet, die een minimale actieradius in elektrische modus van 50 km hebben en een officiële uitstoot van minder dan 50 g CO2 /km. Verzoeker heeft om de instelling van een scheidsgerecht verzocht. Voor die rechterlijke instantie heeft hij aangevoerd dat artikel 8, lid 1, onder d), CISV in de versie van wet 82-D/2014 van 31-12-2014 (de tot 2020 geldende versie van artikel 8) op hem had moeten worden toegepast, aangezien die versie van kracht was toen zijn voertuig in 2018 voor het eerst in Duitsland werd geregistreerd. Volgens verzoeker leidt de vaststelling van ISV op grond van de vanaf 2021 geldende versie van artikel 8 tot een verschil in behandeling tussen voertuigen die aanvankelijk in een andere EU-lidstaat zijn geregistreerd en vervolgens in Portugal worden binnengebracht en voertuigen die aanvankelijk in Portugal zijn gekocht en geregistreerd, waarbij in andere lidstaten gekochte voertuigen hoger worden belast, hetgeen in strijd is met artikel 110 VWEU.
Overweging:
Bij de verschillende wetswijzigingen is in de milieucomponent rekening gehouden met de gebruikstijd van tweedehands voertuigen uit andere lidstaten die in Portugal tot verbruik zijn uitgeslagen, waardoor de kwestie van de inbreuk op artikel 110 VWEU door artikel 11 CISV is opgelost. Wat dit artikel betreft, werd de negatieve discriminatie ten opzichte van vergelijkbare tweedehands voertuigen die op de binnenlandse markt worden verhandeld opgeheven, aangezien in de aankoopprijs van dergelijke voertuigen het effect van hun waardevermindering ten gevolge van de gebruiksduur in aanmerking is genomen, daar de gedragen ISV in deze prijs is begrepen. De in artikel 8 bedoelde tussentarieven functioneren door middel van een bepaalde procentuele verlaging van de ISV, die in de eerste plaats wordt berekend op basis van het type voertuig en vervolgens, in geval van vrijgave voor verbruik in Portugal van een tweedehands voertuig uit een andere lidstaat, door toepassing van tabel D van artikel 11 CISV, waarin voor de berekening van de ISV de gebruikstijd in de milieucomponent en de cilinderinhoud wordt opgenomen. Volgens de verwijzende rechter moet worden nagegaan of er, gelet op de wijze waarop deze rechtsregelingen in de tijd zijn toegepast, nog steeds sprake is van schending van artikel 110 VWEU wanneer het bedrag van de belasting op een tweedehands voertuig uit een andere lidstaat hoger is dan het residuele bedrag van diezelfde belasting dat is begrepen in de waarde van soortgelijke tweedehands voertuigen die reeds op het nationale grondgebied zijn geregistreerd.
Prejudiciële vraag:
Verzet artikel 110 VWEU zich ertegen dat een bepaling van nationaal recht, zoals artikel 8, lid 1, onder d), CISV [Código do Imposto sobre Veículos (wetboek motorrijtuigenbelasting)], op grond waarvan een lidstaat een verlaging van de belasting op de uitslag tot verbruik van motorrijtuigen (ISV) naar 25 % toekent ten gunste van lichte personenauto’s die aan bepaalde milieucriteria voldoen, van kracht blijft en in de vanaf 1 januari 2021 geldende versie − die restrictiever is dan de voorheen geldende versie – wordt toegepast op zowel nieuwe binnenlandse voertuigen als tweedehands voertuigen uit andere lidstaten van de Europese Unie die na die datum voor het eerst in Portugal worden geregistreerd, waarbij voor die voertuigen dezelfde fiscale behandeling geldt, maar waardoor een situatie ontstaat die kan worden beschouwd als een ongelijke behandeling tussen tweedehands voertuigen die gedurende dezelfde tijdsduur zijn gebruikt en die voldoen aan de minder strenge milieucriteria die voorheen van kracht waren, maar niet aan die van de nieuwe wet, naargelang zij a) voor het eerst op de markt zijn gebracht en in Portugal zijn geregistreerd vóór de datum van inwerkingtreding van de nieuwe versie van de wet, in welk geval de vermindering tot 25 % van de verschuldigde belasting van toepassing was, die kan worden geacht in de aankoopprijs van de tweedehands voertuigen tot uitdrukking te zijn gebracht, of (b) in een andere lidstaat zijn geregistreerd toen de vorige versie van de wet van kracht was, en na die datum in Portugal tot verbruik zijn uitgeslagen, in welk geval de belasting voor de volle 100 % verschuldigd is?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (C-640/17), (C-393/98), (C-345/93), C-200/15 en C-169/20
Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal