C-350/24 Credit agricole Corporate & Investment Bank  

Contentverzamelaar

C-350/24 Credit agricole Corporate & Investment Bank  

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     18 juli 2024
Schriftelijke opmerkingen:                     4 september 2024

Trefwoorden: Brexit; horizontale werking richtlijnen; gelijke behandeling mannen en vrouwen

Onderwerp: 
-    Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EGA), dat bij besluit (EU) 2020/135 van 30 januari 2020 is goedgekeurd door de Raad van de Europese Unie;
-    Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep: artikel 19;
-    Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: artikel 288.

Feiten:
Verzoekende partij is ‘HJ’. Zij was werkzaam bij de vennootschap Crédit agricole Corporate & Investment Bank (hierna: CACIB), tot zij op 28 augustus 2013 met ziekteverlof ging. HJ heeft op 23 september 2013 een vordering ingesteld bij de arbeidsrechtbank omdat zij meende het slachtoffer te zijn geweest van discriminatie op grond van haar geslacht en van psychisch geweld. De arbeidsrechtbank heeft de vordering op 26 juni 2019 afgewezen, en gesteld dat zij geen primaire feiten heeft aangevoerd die in aanmerking konden worden genomen als relevante omstandigheden om van discriminatie in de zin van de Equality Act 2010 te kunnen spreken. CJ heeft een cassatieberoep ingesteld.

Overweging:
HJ stelt dat de rechtbank uitspraak heeft gedaan op basis van een uitlegging van de Equality Act, die in strijd is met artikel 19 van richtlijn 2006/54. De verwijzende rechter vraagt zich af wat de gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie zijn voor de rol van de rechter van een lidstaat die het recht van het Verenigd Koninkrijk tot omzetting van een Europese richtlijn moet toepassen in een gerechtelijke procedure is ingesteld vóór het einde van de overgangsperiode, terwijl de rechter zich ná het einde van die periode moet uitspreken. 

Prejudiciële vragen:
1) Moet het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EGA), dat bij besluit (EU) 2020/135 van 30 januari 2020 is goedgekeurd door de Raad van de Europese Unie, aldus worden uitgelegd dat de rechter die uitspraak doet ná het einde van de overgangsperiode terwijl de feiten dateren van vóór deze datum en/of de procedure vóór die datum is ingeleid, een regeling van het Verenigd Koninkrijk tot omzetting van artikel 19 van richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep moet aanmerken als een regeling van een lidstaat tot omzetting van een richtlijn?

2) Moet artikel 288 VWEU aldus worden uitgelegd dat een nationale rechterlijke instantie die uitspraak dient te doen in een geschil tussen particulieren en verplicht is om het recht van een andere lidstaat toe te passen, de bepalingen van dat recht moet uitleggen in overeenstemming met een richtlijn, zonder dat het beginsel van wederzijds vertrouwen zich daartegen verzet? 

3) Indien de nationale rechter van oordeel is dat een dergelijke uitlegging in overeenstemming met een richtlijn onmogelijk is, moet hij dit recht dan, net zoals hij voor zijn eigen nationale recht zou doen, buiten toepassing laten wanneer een algemeen beginsel van het Unierecht of een bepaling van het primaire recht, zoals geconcretiseerd in een richtlijn, in het geding is?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: 6/64 Costa/ENEL; 24/73 Variola/Administration des finances italienne; 14/83; C-573/17; C-122/17; C-384/17 Link Logistik NN; C-268/06 Impact/Minister for Agriculture and Food e.a.; C-555/07; C-441/14 Dansk Industri; C-152/84 ; C-247/21 Luxury Trust Automobil.

Specifiek beleidsterrein: BZ; OCW; JenV; SZW