C-409/24 C-410/24 en C-411/24 J-GmbH e.a.  

Contentverzamelaar

C-409/24 C-410/24 en C-411/24 J-GmbH e.a.  

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    6 augustus 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    23 september 2024

Trefwoorden: BTW; splitsingsvereiste

Onderwerp: 
-    Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: artikel 24, lid 1, en artikel 98, leden 1 en 2, en bijlage III, categorie 12.

Feiten:
C-409/24
Verzoekende partij exploiteerde een hotel en restaurant. Sinds juni 2018 heeft de verzoekende partij het verlaagde btw-tarief van 7% toegepast op de overnachting, het ontbijt en de parkeerplaats als één enkele prestatie. Na een controle heeft de belastingcontroleur geconcludeerd dat op de prestaties van het ontbijt en van de parkeerplaats het standaard btw-tarief van 19% toegepast had moeten worden. Bij besluit is een verhoging van de voorafbetaling van de btw voor het tijdvak juni 2018 tot en met mei 2019 vastgesteld. Verzoekende partij heeft tegen het besluit beroep ingesteld.

C-410/24 en C-411/24
De feiten van zaken C-410/24 en C-411/24 komen grotendeels overeen met de feiten uit zaak C-409/24.

Overweging:
C-409/24
In eerste instantie gaat het om de vraag of het ontbijt, de parkeerplaats en de overnachting als zelfstandige prestaties beschouwd moeten worden, of dat de overnachting als hoofdprestatie beschouwd kan worden en het ontbijt en de parkeerplaats als nevenprestaties waar dan hetzelfde verlaagde BTW-tarief voor geldt. De nationale regelgeving bevat echter een splitsingsvereiste voor diensten, waarbij diensten uitgezonderd mogen worden van de belastingverlaging indien zij geen rechtstreeks verband houden met de dienst, zelfs als het gaat om onzelfstandige nevenprestaties. De verwijzende rechter wil weten of het splitsingsvereiste verenigbaar is met het Unierecht.

C-410/24 en C-411/24
De overwegingen van de verwijzende rechter zijn hetzelfde als in zaak C-409/24.

Prejudiciële vraag C-409/24
Moeten artikel 24, lid 1, en artikel 98, leden 1 en 2, juncto bijlage III, categorie 12, van richtlijn 2006/112/EG aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling als § 12, lid 2, punt 11, tweede volzin, van het Umsatzsteuergesetz [(Duitse wet op de omzetbelasting)], uit hoofde waarvan een lidstaat die voorziet in belastingverlaging voor de verhuur van woon- en slaapruimte die een ondernemer voor kortstondige huisvesting van derden beschikbaar stelt, middels een nationaal splitsingsvereiste diensten die niet rechtstreeks de verhuur dienen en die samen met de verhuurprijs worden betaald, ook van die belastingverlaging mag uitzonderen indien het bij die diensten – in casu (enkel) de terbeschikkingstelling van parkeerplaatsen – gaat om onzelfstandige nevenprestaties bij de kortstondige huisvesting van derden?

Prejudiciële vraag C-410/24
Moeten artikel 24, lid 1, en artikel 98, leden 1 en 2, juncto bijlage III, categorie 12, van richtlijn 2006/112/EG aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling als § 12, lid 2, punt 11, tweede volzin, van het Umsatzsteuergesetz [(Duitse wet op de omzetbelasting)], uit hoofde waarvan een lidstaat die voorziet in belastingverlaging voor de verhuur van woon- en slaapruimte die een ondernemer voor kortstondige huisvesting van derden beschikbaar stelt, middels een nationaal splitsingsvereiste diensten die niet rechtstreeks de verhuur dienen en die samen met de verhuurprijs worden betaald, ook van die belastingverlaging mag uitzonderen indien het bij die diensten – in casu ontbijtservices – gaat om onzelfstandige nevenprestaties bij de kortstondige huisvesting van derden? 

Prejudiciële vraag C-411/24
Moeten artikel 24, lid 1, en artikel 98, leden 1 en 2, juncto bijlage III, categorie 12, van richtlijn 2006/112/EG aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling als § 12, lid 2, punt 11, tweede volzin, van het Umsatzsteuergesetz [(Duitse wet op de omzetbelasting)], uit hoofde waarvan een lidstaat die voorziet in belastingverlaging voor de verhuur van woon- en slaapruimte die een ondernemer voor kortstondige huisvesting van derden beschikbaar stelt, middels een nationaal splitsingsvereiste diensten die niet rechtstreeks de verhuur dienen en die samen met de verhuurprijs worden betaald, ook van die belastingverlaging mag uitzonderen indien het bij die diensten – in casu de terbeschikkingstelling van parkeerplaatsen, fitness- en wellnessfaciliteiten alsook het draadloze lokale netwerk van het hotel (WLAN) – gaat om onzelfstandige nevenprestaties bij de kortstondige huisvesting van derden? 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-463/16 Stadion Amsterdam; C-94/09 Commissie/Frankrijk; C-516/21 Finanzamt X; C-344/22 Gemeinde A; C-330/21 The Escape Center; C-733/22 Valentina Heights; C-406/20 Phantasialand

Specifiek beleidsterrein: FIN-Fiscaal