C-415/19, C-416/19 en C-417/19 Blumar e.a.
Gevoegde prejudiciële hofzaken
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 29 juli 2019 Schriftelijke opmerkingen: 15 september 2019
Trefwoorden : Staatssteun, evenredigheidsbeginsel; Deggendorf-toezegging
Onderwerp :
- Artikel 87, lid 1 VEU
Feiten:
Blumar e.a. hebben allen een verzoek tot toegang tot een belastingkredietregeling gedaan, welke is geweigerd door het operationele centrum omdat Blumar e.a. geen verklaring hadden toegevoegd waaruit duidelijk wordt dat zij geen staatssteun hebben ontvangen die door de EU onverenigbaar met de interne markt is verklaard. Blumar e.a. zijn hiertegen in beroep gekomen, welke in eerste aanleg werd verworpen, op grond van de Deggendorf-toezegging en het feit dat een extra periode van tien dagen geboden is aan Blumar e.a. waarmee ze hun gebrek hadden kunnen goedmaken.
Overweging:
Wanneer geen bevel tot terugvordering uitstaat tot een partij, maar wel een dergelijk formulier dat deze strekking heeft wordt verzocht voor toekenning van een door de Commissie goedgekeurd staatssteunplan, bestaat de situatie dat de steun tout court uitgesloten is voor ondernemingen die mogelijk onrechtmatige staatssteun hebben ontvangen. Hiermee wordt het evenredigheidsbeginsel aangetast volgens de verwijzende rechter, wat hem ertoe heeft bewogen heeft zijn vraag te stellen.
Prejudiciële vraag:
Zijn artikel 1, lid 1223, van wet nr. 296 van 27 december 2006 (thans artikel 16 bis, lid 11, van wet nr. 11 van 4 februari 2005) en de decreto del Presidente del Consiglio dei ministri van 23 mei 2007 verenigbaar met de communautaire rechtsorde, gelet op artikel 108, [lid] 3, VWEU zoals uitgelegd door de zogenoemde Deggendorf-rechtspraak, op besluit C(2008) 380 van de Europese Commissie en op het communautaire evenredigheidsbeginsel?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: TWD/Commissie, C-355/95.
Specifiek beleidsterrein: EZK, BZK