C-434/20 flightright
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 4 november 2020 Schriftelijke opmerkingen: 21 december 2020
Trefwoorden : compensatie luchtreizigers;
Onderwerp :
Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91;
Feiten:
Verzoekster vordert, in haar hoedanigheid van gesubrogeerde, compensatie wegens instapweigering. De cedenten beschikten over bevestigde boekingen als onderdeel van een pakketreis voor een door verweerster uit te voeren vlucht van Frankfurt naar Antalya. Een dag voor het vertrek, op 17 april 2019, werden zij door de reisorganisator ervan op de hoogte gesteld dat zij waren omgeboekt naar een andere, eerdere vlucht. Van deze vlucht hebben zij ook gebruik gemaakt. Met de vervangende vlucht bereikten de cedenten hun bestemming in Antalya 10 uur en 1 minuut vóór de geplande aankomsttijd van de oorspronkelijk geboekte vlucht. De rechter in eerste aanleg heeft de vordering afgewezen op de grond dat er sprake was van noch een annulering in de zin van artikel 5 van de verordening noch een zogenoemde langdurige aankomstvertraging. Verder was er ook geen sprake van een weigering van de toegang tot een vlucht. Volgens doel en strekking van de verordening komt alleen een aankomstvertraging, maar niet een eerder dan geplande aankomst voor compensatie in aanmerking. In hoger beroep blijft verzoekster bij haar opvatting dat het omboeken naar een andere, eerdere vlucht als een geval van instapweigering dient te worden beschouwd.
Overweging:
Of het hoger beroep slaagt, hangt met name af van de vraag of een omboeking tegen de wil van de passagier, die heeft geleid tot een eerdere aankomst op de eindbestemming, eenweigering van de toegang tot een vlucht vormt. Deze vraag is door het Hof tot dusver nog niet beantwoord.
Prejudiciële vragen:
1. Moeten de artikelen 4 en 7 van verordening (EG) nr. 261/2004 van de Raad van 11 februari 2004 aldus worden uitgelegd dat een omboeking naar een andere, eerdere vlucht waarmee de luchtreiziger zijn eindbestemming 10 uur en 1 minuut vóór de geplande aankomsttijd van de oorspronkelijk geboekte vlucht bereikt, een geval van instapweigering is waarvoor compensatie moet worden betaald?
2. Voor het geval dat de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: Moet de luchtreiziger – zoals in artikel 3, lid 2, respectievelijk artikel 2, onder [j)], van verordening (EG) nr. 261/2004 van de Raad van 11 februari 2004 in beginsel wordt geëist – zich ook dan op de aangegeven tijd respectievelijk uiterlijk 45 minuten vóór de gepubliceerde vertrektijd van de oorspronkelijk geboekte vlucht bij de incheckbalie respectievelijk bij de gate melden om verordening (EG) nr. 261/2004 van de Raad van 11 februari 2004 van toepassing te laten zijn respectievelijk om een situatie van instapweigering waarvoor compensatie moet worden betaald te doen ontstaan, ondanks dat dit feitelijk niet meer mogelijk was, omdat hij gebruik heeft gemaakt van de eerdere vervangende vlucht waarnaar hij was omgeboekt?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-191/19
Specifiek beleidsterrein: IenW