C-627-18
Prejudiciële hofzaak Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 26 november 2018 Schriftelijke opmerkingen: 12 januari 2019 Trefwoorden: staatssteun; verjaring; Onderwerp: - Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; Feiten: Bij de Portugese belastingdienst loopt een op 07.07.2013 ingestelde fiscale executieprocedure tegen eiseres in verzet met het oog op invordering van een schuld jegens het IFAP (instituut voor de financiering van landbouw en visserij), betreffende staatssteun ten belope van €7.526,90 (vermeerderd met vertragingsrente: €7.426,66). Eiseres in verzet heeft met de bank voor landbouwkrediet kredietovereenkomsten gesloten in het kader van de kredietlijn voor het “herstel van de landbouw- en veeteeltactiviteiten”. Op basis van die overeenkomsten is het IFADAP (instituut voor de financiering van ontwikkelingssteun aan de landbouw, waaruit na een fusie met een ander instituut het IFAP is ontstaan) op grond van wetsdecreet nr. 146/94 overgegaan tot de verwerking en betaling aan eiseres in verzet, in de vorm van rentesubsidies, van de volgende bedragen: €4.189,90 op 12.07.1994; €2.513,94 op 12.06.1995 en €823,06 op 30.04.1996. Eiseres in verzet voert aan dat de plicht tot terugbetaling 5 jaar na de ontvangst van die bedragen verjaart (artikel 40 van wetsdecreet nr. 155/92), wat in het onderhavige geval zou zijn gebeurd in 1997 en in 1999. Wat de rente betreft, betoogt zij dat ook het recht op ontvangst van rente is verjaard (artikel 310d BW). Het IFAP voert aan dat in het onderhavige geval niet de verjaringstermijn van 5 jaar, maar de algemene verjaringstermijn van 20 jaar van toepassing is (artikel 309 BW). Wat de rente betreft, kan het IFAP pas na afsluiting van de administratieve procedure de betrokken schuldvordering ten uitvoer leggen, waardoor de opgeworpen verjaring niet speelt. Overweging: In het licht van de benadering van het Hof (C-201/10 en C-341/13), is de toepassing van een verjaringstermijn van 20 jaar als vastgesteld in artikel 309 BW onverenigbaar met het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel. Anderzijds kan de toepassing van de in artikel 310d) BW vastgestelde verjaringstermijn van 5 jaar op - ten gevolge van een besluit tot terugvordering van steun - verschuldigde rente afbreuk doen aan het Europese doeltreffendheidsbeginsel en het beginsel dat staatssteun onverenigbaar is met de interne markt. Het geding betreft de vraag welke verjaringstermijn van toepassing is. Prejudiciële vragen: 1. Is de verjaringstermijn voor de uitoefening van bevoegdheden tot terugvordering van steun als bedoeld in artikel 17, lid 1, van verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, enkel van toepassing op de betrekkingen tussen de Europese Unie en de lidstaat tot welke het besluit tot terugvordering van de steun is gericht, of eveneens op de betrekkingen tussen die lidstaat en eiseres in verzet als begunstigde van de met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar geachte steun? 2. Indien wordt geoordeeld dat de bovenvermelde verjaringstermijn van toepassing is op de betrekkingen tussen de lidstaat tot welke het besluit tot terugvordering van de steun is gericht en de begunstigde van de met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar geachte steun, dient dan te worden aangenomen dat die verjaringstermijn enkel van toepassing is op de procedurele fase, of eveneens bij de tenuitvoerlegging van het terugvorderingsbesluit? 3. Indien wordt geoordeeld dat de bovenvermelde verjaringstermijn van toepassing is op de betrekkingen tussen de lidstaat tot welke het besluit tot terugvordering van de steun is gericht en de begunstigde van de met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar geachte steun, dient dan te worden aangenomen dat die verjaringstermijn wordt gestuit door om het even welke handeling van de Commissie of van de lidstaat in verband met de onrechtmatige steun, ook al is de begunstigde van de terug te betalen steun van die handelingen nog niet in kennis gesteld? 4. Staan artikel 16, lid 2, van verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 en de Europese beginselen, met name het doeltreffendheidsbeginsel en het beginsel dat staatssteun onverenigbaar is met de interne markt, in de weg aan de toepassing van een verjaringstermijn die korter is dan de in artikel 17 van die verordening gestelde verjaringstermijn, zoals de verjaringstermijn die in artikel 310, lid 1, onder d), van het Burgerlijk Wetboek is opgelegd voor rente waarmee die terug te vorderen steun wordt vermeerderd? Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Ze Fu Fleischhandel en Vion Trading C-201/10 en C-202/10; Cruz & Companhia C-341/13; C-349/17 Eesti Pagar; Specifiek beleidsterrein: EZK