C-633/24 Sovisso
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 26 november 2024 Schriftelijke opmerkingen: 12 januari 2025
Trefwoorden: sociale zekerheid, discriminatie
Onderwerp: Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels: artikel 58.
Feiten: Verzoekende partij is ‘F.F.’. F.F. heeft een beroep ingesteld bij de rechtbank vanwege een afwijzing van zijn verzoek aan het nationaal sociaalzekerheidsorgaan (INPS) dat strekt tot de vaststelling van het recht op de gewone invaliditeitsuitkering met een aanvulling daarop. Het verzoek werd afgewezen op grond dat niet aan de verplichting tot premiebetaling was voldaan, omdat F.F. slechts 260 wekelijkse premies ten belope van vijf jaar had betaald. Op grond van de nationale regelgeving moet er in het geval van samentelling van verzekerings- en premietijdvakken gedurende tien jaar premies of bijdragen zijn betaald tijdens de arbeidsverhouding die de betrokkene in Italië heeft volbracht.
Overweging: Het nationale recht maakt een onderscheid tussen de voorwaarde van premiebetaling die geldt voor de aanvulling tot het minimum voor werknemers die uitsluitend in Italië tijdvakken van verzekering hebben vervuld en de voorwaarde die geldt voor werknemers die gedeeltelijk in Italië en gedeeltelijk in andere landen van de Europese Unie hebben gewerkt. De verwijzende rechter vraagt zich af of deze regeling strijd oplevert met verordening 883/2004, omdat op grond van die verordening de tijdvakken van verzekering samengeteld moeten worden die krachtens de wetgeving van verschillende lidstaten zijn vervuld.
Prejudiciële vraag: Staat de regeling van de Europese Unie, met name artikel 58 van verordening (EG) nr. 883/2004, in de weg aan een nationale regeling zoals die van artikel 8, lid 2, van wet nr. 153/69, die in geval van een verzoek om samentelling van premies die in verschillende lidstaten van de Europese Unie zijn betaald, de toekenning van het minimumbedrag van de gewone invaliditeitsuitkering afhankelijk stelt van de voorwaarde dat tien jaar premies in Italië zijn betaald, terwijl personen die al hun premies in Italië hebben betaald, overeenkomstig de artikelen 1 en 4 van wet nr. 222/84 recht hebben op een minimumbedrag bij een premieperiode van slechts 5 jaar (drie in de loop van de laatste vijf jaar)?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-189/16; C-866/19 Zakład Ubezpieczeń Społecznych; C-398/18 en C-428/18; C-399/09; C-282/11; C-189/16; C-306/03; C-29/19 Bundesagentur für Arbeit; C-440/09.
Specifiek beleidsterrein: SZW