C-736/19 Plaukti
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 3 december 2019 Schriftelijke opmerkingen: 19 januari 2020
Trefwoorden : sancties, agromilieusteun, nationale regeling
Onderwerp :
• Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)
• Verordening nr. 65/2011 van de Commissie van 27 januari 2011 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling
• Verordening nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003
• Verordening nr. 1122/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector
Feiten:
Verzoekster, het landbouwbedrijf „Plaukti” heeft bij de Letse dienst voor plattelandssteun (Letse dienst) een aanvraag voor areaalbetalingen voor het jaar 2014 ingediend, waarbij zij met name een oppervlakte van 18,26 ha aangaf om steun te krijgen (1) in de vorm van een eenmalige areaalbetaling en, (2), in het kader van de maatregel „Agromilieusteun” en submaatregel „Instandhouding van de biodiversiteit in weiland.” De Letse dienst heeft vervolgens een inspectie ter plaatse uitgevoerd waaruit bleek dat de velden van verzoekster in strijd met de regels voor de verlening van steun voor de instandhouding van de biodiversiteit in weiland vóór 01-08-2014 waren gemaaid. Bij besluit van 27-06-2015 heeft de Letse dienst verzoekster het totale bedrag aan steun geweigerd, en haar bovendien van steun uitgesloten voor een bedrag overeenstemmende met het verschil tussen de in de betalingsaanvraag aangegeven oppervlakte en de geconstateerde oppervlakte. Dit bedrag zou in de volgende drie kalenderjaren worden afgetrokken. Voorts werd het steunbedrag met 1 % verlaagd wegens niet-nakoming van de eisen met betrekking tot een goede landbouw- en milieuconditie. Verzoekster heeft bij de bestuursrechter beroep ingesteld tot nietigverklaring van voornoemd besluit. Na de zaak in hoger beroep te hebben onderzocht heeft de bestuursrechter het beroep afgewezen. Tegen dit arrest heeft verzoekster cassatieberoep ingesteld en aangegeven dat de Letse dienst de concrete oppervlakte waarvoor de niet-nakoming is vastgesteld niet had bepaald, hoewel hij dit had moeten doen. Bijgevolg zijn het beginsel van eerbiediging van de rechten van de justitiabele, het legaliteitsbeginsel en het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen geschonden. Verzoekster stelt verder dat er geen toezicht of controle wordt uitgeoefend op de wijze waarop de Letse dienst de oppervlakte bepaalt waarvoor steun wordt aangevraagd, en dat het enige criterium de subjectieve mening is van de ambtenaar van deze dienst over het gelijktijdige maaien van de hele oppervlakte, zonder dat ander bewijs zulks bevestigt.
Overweging:
De verwijzende rechter moet nagaan of het gerechtvaardigd is om drie sancties op te leggen op grond dat verzoekster de oppervlakte van 18,26 ha waarvoor zij de steun voor de instandhouding van de biodiversiteit in weiland heeft aangevraagd vóór 1 augustus heeft gemaaid. Elk lidstaat mag een nationaal strategisch plan voorleggen waarin de prioriteiten van het optreden van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en van die lidstaat zijn vermeld. De Letse nationale regeling vermeldt gedetailleerd de verschillende vormen van niet-nakomingen en stelt voor elke niet-nakoming een bepaalde sanctie vast. Artikel 16 van verordening nr. 65/2011 regelt de verlagingen en uitsluitingen in verband met de onjuiste aangifte van de oppervlakte landbouwgrond. De enige schending die de Letse dienst bij de inspectie van de velden van verzoekster heeft geconstateerd is voortijdig maaien. De verwijzende rechter twijfelt daarom over de reikwijdte van de uitlegging en toepassing van artikel 16, lid 5, derde alinea, van verordening nr. 65/2011 in een geval als het onderhavige. De vraag rijst of het gerechtvaardigd is om de in artikel 16, lid 5, derde alinea, van verordening nr. 65/2011 bepaalde sanctie op te leggen als de aanvrager niet heeft voldaan aan de eisen inzake het maaien van de oppervlakte waarvoor de steun voor de instandhouding van de biodiversiteit in weiland is aangevraagd, en tegelijkertijd ook de in artikel 18, lid 1, onder a), van verordening nr. 65/2011 vastgestelde sanctie. Verder worden volgens artikel 39, lid 3, van verordening nr. 1698/2005 de agromilieubetalingen slechts verleend voor verbintenissen die verder gaan dan de relevante dwingende eisen als bedoeld in de artikelen 4 en 5 van verordening nr. 1782/2003 en de bijlagen III en IV daarbij. De verwijzende rechter is van mening dat voornoemde artikelen de mogelijkheid uitsluiten dat eenzelfde eis (vereiste) zowel een minimumeis kan zijn als verder kan gaan dan de minimumeisen. De Letse dienst heeft bepaalde eisen inzake de goede landbouw- en milieuconditie toegepast, waarin de voorwaarde is overgenomen dat weiland in het kader van een steunmaatregel voor de instandhouding van de biodiversiteit in weiland, tussen 1 augustus en 15 september moet worden gemaaid. Aangezien dit bij verzoekster niet het geval was, is een verlaging met 1 % van het bedrag van de aan verzoekster toegekende steun toegepast. Bijgevolg moet worden aangenomen dat de niet-nakoming van de in de nationale regeling neergelegde bepalingen zowel een verbintenis is die verder gaat dan de dwingende minimumeisen als een verbintenis die onder de minimumeisen valt. De vraag is of een dergelijke nationale regeling die bepaalt dat eenzelfde eis zowel een dwingende minimumeis kan zijn en daarbij ook verder kan gaan dan de dwingende minimumeisen in strijd is met het Unierecht.
Prejudiciële vragen:
1) Is artikel 16, lid 5, derde alinea, van verordening (EU) nr. 65/2011 van de Commissie van 27 januari 2011 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling, van toepassing op een geval waarin de aanvrager niet heeft voldaan aan de eisen inzake het maaien van de oppervlakte waarvoor de steun voor de instandhouding van de biodiversiteit in weiland is aangevraagd (welke eis verder gaat dan de in artikel 39, lid 3, van verordening nr. 1698/2005 neergelegde dwingende minimumeisen), zonder dat een verandering in de gewasgroep is vastgesteld?
2) Kan voor een schending tegelijk de sanctie van artikel 16, lid 5, derde alinea, van verordening (EU) nr. 65/2011 van de Commissie van 27 januari 2011 en de sanctie van artikel 18, lid 1, onder a), van verordening nr. 65/2011 worden opgelegd?
3) Staan de artikelen 4 en 6 van verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009, gelezen in samenhang met artikel 39, lid 3, van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005, in de weg aan een nationale regeling die bepaalt dat eenzelfde eis zowel een dwingende minimumeis (vereiste) kan zijn als verder kan gaan dan de dwingende minimumeisen (eis voor agromilieusteun)?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie:
Specifiek beleidsterrein: LNV