C-806/24 YETTEL BULGARIA

Contentverzamelaar

C-806/24 YETTEL BULGARIA

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     13 februari 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     30 maart 2025

Trefwoorden: mobiele telecommunicatie, consumentenbescherming, artificiële intelligentie

Onderwerp: 
-    Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikelen 38 en 47;
-    Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten: artikelen 4, 5, 6 en 7, alsook punt 1, onder e), g) en q) van de bijlage;
-    Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten: artikel 5;
-    Verordening (EU) 2024/1689 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 tot vaststelling van geharmoniseerde regels betreffende artificiële intelligentie: overwegingen 7 en 8, artikel 86, lid 1, en artikel 95, lid 2, onder a).

Feiten:
Verzoekende partij ‘Yettel Bulgaria’ en verwerende partij ‘FB’ hebben een overeenkomst gesloten inzake mobieletelecommunicatiediensten. FB staakte in januari 2021 zijn betalingen. Yettel Bulgaria is van mening dat FB daarmee de overeenkomst eenzijdig heeft beëindigd. Bij het vroegtijdig beëindigen van de overeenkomst moet de consument een schadevergoeding betalen, bestaande uit het bedrag van een som van drie maanden standaardmaandtarief en het verschil tussen het standaard maandtarief en het actietarief, vermenigvuldigd met het aantal maanden tot het eind van de contractuele looptijd. Yettel Bulgaria heeft twee vorderingen ingesteld tegen FB, waartegen FB opkomt. Volgens FB is er sprake van een oneerlijk beding omdat er andere kosten in rekening zijn gebracht voor de schadevergoeding dan in de overeenkomst beschreven wijze van berekening. 

Overweging:
De verwijzende rechter stelt dat het door het geautomatiseerde systeem berekende bedrag voor de schadevergoeding inderdaad niet overeenkomt met de contractuele berekeningsmethode. Daarnaast heeft de verzoekende partij een dubbele omrekening van het gebruik van MB en KB gerekend, waardoor er bij de omrekening 24 KB meer ontstaat die in rekening worden gebracht bij de consument, terwijl deze niet zijn gebruikt. De verwijzende rechter vraagt zich af of de rechten van de consument bij geautomatiseerde besluiten zijn gewaarborgd en of de richtlijn consumentenrechten ook van toepassing is op geautomatiseerde besluitvorming en op systemen die op artificiële intelligentie zijn gebaseerd.

Prejudiciële vragen:
1. Moet artikel 86, lid 1, van verordening (EU) 2024/1689 aldus worden uitgelegd dat de consument in de zin van de richtlijnen 2011/83/EU en 93/13/EEG het recht heeft om van de dienstverrichter te vernemen op welke manier en aan de hand van welke elementen en parameters geautomatiseerde besluiten (facturen) zijn gegenereerd op basis van gegevens die de handelaar geautomatiseerd uit een overeenkomst betreffende het verrichten van mobieletelecommunicatiediensten heeft gehaald? Moet artikel 86, lid 1, van verordening (EU) 2024/1689, gelezen in samenhang met artikel 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest), aldus worden uitgelegd dat de consument het recht heeft om van de dienstverrichter te vernemen met welk algoritme de geautomatiseerd gegenereerde facturen worden berekend [...] en welke elementen en parameters daarbij worden gebruikt? Moet artikel 86, lid 1, van verordening (EU) 2024/1689 aldus worden uitgelegd dat deze bepaling ook op consumentenovereenkomsten van toepassing is? 

2. Moeten artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG aldus worden uitgelegd dat zij van toepassing zijn op een handeling die is gebaseerd op artificiële intelligentie dan wel op geautomatiseerde besluiten in de zin van artikel 86 van verordening (EU) 2024/1689? 

3. Moet artikel 3, lid 1, van richtlijn 2011/83/EU aldus worden uitgelegd dat de bescherming van consumentenrechten van toepassing is in het geval van systemen die artificiële intelligentie gebruiken en geautomatiseerde besluiten in de zin van verordening (EU) 2024/1689 genereren? 

4. Moeten artikel 86, lid 1, van verordening (EU) 2024/1689, gelezen in samenhang met de artikelen 47 en 38 van het Handvest en het doeltreffendheidsbeginsel als bedoeld in artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG, en artikel 5 van richtlijn 2011/83/EU aldus worden uitgelegd dat de rechter de handelaar mag gelasten de gegevens van de black box, de broncode en het algoritme betreffende de wijze van de geautomatiseerde besluitvorming op basis van de consumentenovereenkomst, te verstrekken? 

5. Moeten artikel 86, lid 1, van verordening (EU) 2024/1689, gelezen in samenhang met de artikelen 47 en 38 van het Handvest, en richtlijn 2011/83/EU aldus worden uitgelegd dat het in geval van een geautomatiseerd besluit dat een handelaar heeft gegenereerd op basis van een overeenkomst betreffende het verrichten van mobieletelecommunicatiediensten met een consument, is toegestaan dat dit geautomatiseerde besluit door een mens, te weten een rechter, in het kader van een reële gerechtelijke procedure wordt getoetst? Moeten deze bepalingen aldus worden uitgelegd dat geautomatiseerde besluiten [...] zijn onderworpen aan een menselijke toetsing door een rechter in het kader van een reële gerechtelijke procedure? 

6. Moeten de overwegingen 7 en 8, en artikel 95, lid 2, onder a), van verordening (EU) 2024/1689 alsook richtlijn 2011/83/EU [...] aldus worden uitgelegd dat, wanneer in de consumentenovereenkomst een geautomatiseerd besluitvormingssysteem [...] wordt gebruikt en toegepast, juristen of hoge gerechtsfunctionarissen [...] met strikte morele en ethische eisen moeten worden betrokken bij het gebruik en de toepassing van een geautomatiseerd besluitvormingssysteem, om een transparant, doeltreffend en op de mens gericht informatiesysteem dat de grondrechten eerbiedigt, te waarborgen? 

7. Moeten artikel 3, lid 1, van, en punt 1, onder e), van de bijlage bij richtlijn 93/13/EEG aldus worden uitgelegd dat een handelaar geen schadevergoeding mag vorderen, wanneer de overeenkomst is beëindigd omdat de consument niet betaalde [...], maar deze vervolgens weer van kracht werd door een daaropvolgende betaling [...] en de mobieletelecommunicatiedienst werd hervat? 

8. Moeten de bewoordingen „verbintenissen niet nakomt” als bedoeld in punt 1, onder e), van de bijlage bij richtlijn 93/13/EEG aldus worden uitgelegd dat het hierbij kan gaan om niet-betaling door de consument van bedragen die door een geautomatiseerd systeem tot stand zijn gekomen en geautomatiseerde besluitvorming (ADM) vormen, waarbij de consument niet werd geïnformeerd over de manier waarop de bedragen zijn berekend? 

9. Moeten artikel 5, lid 1, onder a) en c), van richtlijn 2011/83/EU en artikel 5, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG aldus worden uitgelegd dat de eisen voor duidelijke en begrijpelijke bewoordingen ook gelden voor vervolgovereenkomsten, bijlagen en uit een consumentenovereenkomst voortvloeiende facturen die via artificiële intelligentie of een ander geautomatiseerd systeem zonder menselijke tussenkomst (ADM) zijn gegenereerd? 

10. Moeten artikel 5, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG en artikel 86, lid 1, van verordening (EU) 2024/1689 aldus worden uitgelegd dat de facturen die op basis van een consumentenovereenkomst [...] automatisch zijn gegenereerd, in duidelijke en begrijpelijke bewoordingen moeten zijn opgesteld en de consument het recht heeft om van de handelaar uitleg te verkrijgen over de manier waarop en met welk algoritme de besluiten zijn genomen? 

11. Moeten artikel 5, lid 1, onder c), van richtlijn 2011/83/EU (richtlijn consumentenbescherming) en artikel 3, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG aldus worden uitgelegd dat zij zich er niet tegen verzetten dat een handelaar een schadevergoeding wegens de beëindiging van een overeenkomst (op grond van niet-betaling) berekent op basis van het standaardmaandtarief en niet op basis van het actietarief, hoewel partijen de betaling van het actietarief tot de afloop van de overeenkomst zijn overeengekomen en de handelaar zelf geen overeenkomst met een standaardmaandtarief wilde sluiten? 

12. Moeten de bewoordingen „onevenredig hoge schadevergoeding” als bedoeld in punt 1, onder e), van de bijlage bij richtlijn 93/13/EEG aldus worden uitgelegd dat het bedrag ervan bestaat uit het verschil tussen het actietarief en het standaardmaandtarief in een overeenkomst, dat tot het verstrijken van de oorspronkelijk overeengekomen looptijd van de beëindigde overeenkomst in overeenstemming met het resterende aantal maanden in rekening wordt gebracht? 

13. Moet artikel 3, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG aldus worden uitgelegd dat het een handelaar niet is toegestaan om bedragen voor delen van afrekeningstijdvakken in rekening te brengen, wanneer partijen bedragen voor hele afrekeningstijdvakken zijn overeengekomen? 

14. Moeten artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG en het doeltreffendheidsbeginsel [...] aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling die toelaat dat de consument kan worden veroordeeld tot betaling van een deel van de proceskosten, wanneer [...] de handelaar niet op duidelijke en begrijpelijke wijze aan de consument heeft uitgelegd op welke manier en door welk algoritme het geautomatiseerde besluit wordt genomen en de handelaar dit pas in de loop van de jegens de consument [...] ingestelde gerechtelijke procedure [...] wegens niet-betaling van de contractuele bedragen heeft uiteengezet? 

15. Moet artikel 5, lid 1, onder a) en c), van richtlijn 2011/83/ЕU aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een telecommunicatiebedrijf een op een standaardmaandtarief gebaseerde schadevergoeding [...] vordert wegens vroegtijdige beëindiging van de overeenkomst [...] op grond van het feit dat de consument niet heeft betaald, hoewel de handelaar en consument een (lager) maandelijks actietarief zijn overeengekomen voor de looptijd van de overeenkomst? 

16. Moet artikel 5, lid 1, onder a) en c), van richtlijn 2011/83/ЕU aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een telecommunicatiebedrijf een schadevergoeding [...] vordert wegens een vroegtijdige beëindiging van de overeenkomst [...] op grond van het feit dat de consument niet heeft betaald, die bestaat uit het verschil tussen het standaardmaandtarief en het actietarief [...] voor de tijd van de beëindiging van de overeenkomst tot het verstrijken van de looptijd van de overeenkomst? 

17. Moet artikel 5, lid 1, onder a) en c), van richtlijn 2011/83/ЕU aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een telecommunicatiebedrijf een schadevergoeding vordert voor afzonderlijke dagen, hoewel partijen een standaardmaandtarief als schadevergoeding zijn overeengekomen? Mag de handelaar een schadevergoeding vorderen die gebaseerd is op een standaardmaandtarief, maar geldt voor afzonderlijke dagen en niet voor een hele maand?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-634/21 SCHUFA Holding (Scoring); C-293/17 en C-294/17 Coöperatie Mobilisation for the Environment en Vereniging Leefmilieu; C-224/19 en C-259/19 Caixabank.

Specifiek beleidsterrein: EZ

Gerelateerde documenten