C-99/22

Contentverzamelaar

C-99/22

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    22 april 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    8 juni 2022

Trefwoorden : marktordening; tabak; overgangsregeling; vertrouwensbeginsel; terugwerkende kracht

Onderwerp :

•          Verordening (EEG) nr. 727/70 van de Raad van 21 april 1970 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak;

•          Verordening (EEG) nr. 1726/70 van de Commissie van 25 augustus 1970 betreffende de wijze van toekenning van de premie voor tabaksbladeren;

•          Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak;

•          Verordening (EEG) nr. 861/92 van de Raad van 30 maart 1992 tot vaststelling van de gegarandeerde maximumhoeveelheden in de sector ruwe tabak voor de oogst van 1992;

•          Verordening (EEG) nr. 2062/92 van de Raad van 30 juni 1992 tot vaststelling van de voor de oogst van 1992 geldende streefprijzen, interventieprijzen, premiebedragen voor kopers van tabaksbladeren, afgeleide interventieprijzen voor verpakte tabak, referentiekwaliteiten en productiegebieden.

Feiten:

Het gaat in deze zaak om een premie die wordt toegekend aan natuurlijke personen of aan rechtspersonen die rechtstreeks van tabakstelers in de Gemeenschap (lees: EU) kopen, mits zij met de telers een Europees teeltcontract hebben gesloten. Het systeem dat gold tot en met de oogst van 1992 stelde geen kwalitatieve eisen aan de tabak. Het systeem dat van toepassing was met ingang van de oogst van 1993 stelde die kwalitatieve eisen wel. Voor de oogst van 1992 is op 30 juni 1992 een overgangsregeling vastgesteld. Op grond van die overgangsregeling kon de premie worden verlaagd wanneer de rechthebbende op de premie tabak heeft aangekocht van een lagere kwaliteit dan de referentiekwaliteit en het aandeel van de aangekochte tabak met een mindere kwaliteit ten opzichte van de totale hoeveelheid meer was dan 20 procent. Als gevolg van die overgangsregeling wordt XXX verzocht een gedeelte van haar premie terug te betalen. XXX heeft beroep ingesteld bij de rechter. De zaak is uiteindelijk terechtgekomen bij de verwijzende rechter.

Overweging:

De overgangsregeling voor de oogst van 1992 is vastgesteld op 30 juni 1992. Op dat tijdstip vereiste de EU-wetgeving dat de teeltcontracten voor de oogst van 1992 al gesloten hadden moeten zijn. Betrokkenen hadden dus bij de sluiting van hun teeltcontracten geen rekening kunnen houden met de kwaliteitseisen die werden gesteld voor de oogst van 1992. De verwijzende rechter wil van het EU-Hof weten of het vertrouwensbeginsel is geschonden, aangezien ondernemers hun teeltcontracten conform EU-wetgeving voor het einde van de maand juni hadden afgesloten en aldus niet konden voldoen aan de voorschriften uit de overgangsregeling. Daarnaast wil de rechter weten of het beginsel dat rechtsregels geen terugwerkende kracht mogen hebben is geschonden.

Prejudiciële vragen:

Is de bepaling van artikel 3, lid 3, van verordening (EEG) nr. 2062/92 van de Raad van 30 juni 1992, dat wanneer het aandeel van de door een bewerker aangekochte hoeveelheid tabak van een lagere kwaliteit in de totaal aangekochte hoeveelheid van de betrokken soort groter is dan het in bijlage IV aangegeven percentage, de premie met 30 % wordt verlaagd voor de boven het betreffende percentage aangekochte hoeveelheid, in strijd met het beginsel dat rechtsregels geen terugwerkende kracht hebben en het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-368/89, C-133/93, C-300/93 en C-362/93, C-324/96; C-372/96; C-402/98 (ATB)

Specifiek beleidsterrein: LNV