T-193/02, Piau, arrest van 26 januari 2005
Signaleringsfiche Piau Datum arrest, zaaknummer, partijen Arrest van het Gerecht van 26 januari 2005, T-193/02, Laurent Piau tegen de Commissie
Betrokken departementen EZ, JUS, VWS
Sleutelwoorden Mededinging - FIFA-reglement betreffende spelersmakelaars - sport - economische activiteit - beroepsregels - deontologie - collectieve machtspositie
Samenvatting van feiten, redenering en dictum In 1994 heeft de internationale voetbalbond FIFA een reglement voor spelersmakelaars vastgesteld. In dit reglement worden eisen gesteld aan de uitoefening van het beroep van spelersmakelaar. Het bezit van een licentie wordt verplicht gesteld en er worden voorwaarden beschreven die noodzakelijk zijn om deze te verkrijgen. Aan clubs, spelers en makelaars kunnen sancties (boetes, schorsingen of intrekking van de licentie) worden opgelegd indien zij in strijd met het reglement handelen. Naar aanleiding van klachten startte de Commissie een procedure tegen dit reglement, wegens mogelijke strijd met artikel 81 EG. Na wijziging van het reglement beƫindigde de Commissie de procedure. De klager Piau handhaafde zijn klacht. Deze werd afgewezen omdat de meest restrictieve bepalingen van het reglement waren ingetrokken en de overblijvende beperkingen op grond van artikel 81 lid 3 EG konden worden vrijgesteld. Het arrest betreft Piau's beroep tegen deze afwijzing. Het Gerecht toetst of de Commissie wel op de juiste wijze heeft beoordeeld of zij de klacht buiten behandeling mocht laten.
Volgens het Gerecht kan het reglement worden aangemerkt als een besluit van een ondernemersvereniging in de zin van artikel 81 EG. Het Gerecht constateert dat de activiteit van spelersmakelaar een economische activiteit vormt. Het licentievereiste belemmert de toegang tot een beroep en beperkt daarmee de mededinging. Desalniettemin komt het reglement wegens verschillende omstandigheden in aanmerking voor een ontheffing krachtens artikel 81 lid 3 EG. Zo ontbreekt binnen vrijwel de gehele EU nationale regelgeving voor sportmakelaars. Daarnaast zijn de spelersmakelaars zelf niet georganiseerd. Voorts beoogt het reglement professionalisering en 'morele verheffing' van de spelersmakelaar om de spelers te beschermen, mede gezien slechte ervaringen in het verleden. Ten slotte wordt de mededinging niet uitgeschakeld, maar is eerder sprake van een kwalitatieve selectie dan van een kwantitatieve beperking, hetgeen strookt met de doelstelling van het reglement.
Aan het einde van de administratieve fase heeft Piau ook schending van artikel 82 EG-Verdrag aangevoerd. Volgens het Gerecht moet de Commissie dit type aanvullingen beoordelen op relevantie, totdat de Commissie een definitief besluit over de klacht genomen heeft.
Het Gerecht stelt vast dat de FIFA op de markt van diensten van spelersmakelaars een collectieve machtspositie in de zin van artikel 82 EG bezit. Zo zijn de binnen de FIFA gegroepeerde clubs, die op deze markt de kopers zijn, door het reglement duurzaam met elkaar verbonden. Daarnaast kunnen de andere marktdeelnemers, de spelers en de spelersmakelaars, zich niet tegen het reglement verzetten, op straffe van sancties die voor spelersmakelaars zelfs tot uitsluiting van de markt kunnen leiden Het Gerecht concludeert evenwel dat er geen sprake is van misbruik omdat er geen sprake zou zijn van een mededingingsbelemmerende kwantitatieve beperking, maar slechts van kwalitatieve, te rechtvaardigen beperkingen.
Terloops betwijfelt het Gerecht nog of een particuliere organisatie zoals de FIFA bevoegd is om voor een economische activiteit regels te stellen, zonder dat de overheid haar met die taak heeft belast. Het Gerecht vraagt zich af of dit wel verenigbaar is van uit het oogpunt van de eerbiediging van de burgerlijke en economische vrijheden. Het Gerecht gaat hier in het vervolg van zijn arrest niet op in.
Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten Uit dit arrest volgt dat de regulering van de activiteit van spelersmakelaar door een sportbond niet uitgezonderd is van toepassing van het mededingingsrecht (zoals sportregels dat in beginsel wel zijn, zie recentelijk in zaak T-313/02, Meca-Medina). Dergelijke regels moeten derhalve ten volle aan de artikelen 81 en 82 EG-Verdrag worden getoetst.
Het Gerecht twijfelt aan het bestaan van een regelgevende bevoegdheid van een ondernemersvereniging als de FIFA.
Voorstel voor behandeling De ICER zendt het fiche en het bijbehorende arrest ter kennisneming toe aan de Ministers van Economische Zaken, van Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Er wordt een vervolgfiche gemaakt waarin aandacht wordt besteed aan de opmerking van het Gerecht over de regelgevende bevoegdheid van de FIFA.