C-158/25 AEDT et Etat du Grand-Duche de Luxembourg
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 28 april 2025 Schriftelijke opmerkingen: 14 juni 2025
Trefwoorden: recht op een doeltreffende voorziening, belasting, hoofdelijke aansprakelijkheid Onderwerp: Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: art. 47 en art. 51, lid 1. Deze zaak ziet op een cassatieberoep dat is ingesteld tegen een arrest waarbij een bestuurder (tevens verzoeker) op grond van zijn hoofdelijke aansprakelijkheid werd veroordeeld tot betaling van de btw die zijn vennootschap verschuldigd was. De vraag is of artikel 47 Handvest (dat het recht op een doeltreffende voorziening in rechte garandeert) van toepassing is op deze Luxemburgse regeling (waarbij bestuurders hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de btw-verplichtingen van hun vennootschap wanneer deze niet aan de wettelijk verplichtingen voldoen). De verzoeker was bijvoorbeeld niet persoonlijk in kennis gesteld van de aanslagen van de vennootschap, waardoor hij de aanslagen niet aan heeft kunnen vechten.
Prejudiciële vragen: 1. Is het Handvest van de grondrechten, en met name artikel 47 ervan, gelet op de criteria van artikel 51, lid 1, van het Handvest, van toepassing op een nationaalrechtelijke regeling op grond waarvan bestuurders van een vennootschap, bij niet-nakoming van de op hen rustende verplichtingen, hoofdelijk verplicht zijn om de btw te betalen die verschuldigd is door de vennootschap die zij besturen?
2. In geval van een bevestigend antwoord op de eerste vraag, moet artikel 47 van het Handvest aldus worden uitgelegd dat het de bestuurders die in vrijwaring zijn opgeroepen de mogelijkheid geeft om, in het kader van een beroep dat zij op grond van het nationale recht kunnen instellen tegen een administratief besluit tot vaststelling van hun hoofdelijke verplichting, incidenteel op te komen tegen de ambtshalve btw-aanslag die eerder is opgelegd aan de vennootschap en waartegen de vennootschap niet tijdig beroep heeft ingesteld?
3. In geval van een bevestigend antwoord op de tweede vraag, moet artikel 47 van het Handvest aldus worden uitgelegd dat het de middelen beperkt die bestuurders mogen aanvoeren in het kader van de incidentele betwisting van de ambtshalve belastingaanslag die is opgelegd aan de belastingplichtige vennootschap of dat het alle middelen omvat, waaronder de middelen die betrekking hebben op de vaststelling van de btw-schuld, zoals de feitelijke vaststellingen die hebben geleid tot het administratieve besluit om een ambtshalve aanslag op te leggen aan de belastingplichtige vennootschap, alsmede de middelen die strikt persoonlijk zijn, zoals eventuele schendingen van grondrechten die jegens die bestuurders zijn begaan in het kader van de procedure tot ambtshalve belastingheffing?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-546/18; C-617/10
Specifiek beleidsterrein: FIN