Op deze pagina:
De toepassing van een handeling kan worden beperkt tot nieuwe gebeurtenissen die zich voordoen vanaf de datum van inwerkingtreding (onmiddellijke werking), of vanaf de datum van toepassing wanneer die later is dan de datum van inwerkingtreding (uitgestelde werking). Ook kunnen overgangsmodaliteiten afhankelijk worden gemaakt van verklaringen van individuele lidstaten (zie bijvoorbeeld artikel 32 van kaderbesluit 2002/584 inzake het Europees aanhoudingsbevel).
Ook kan de toepassing zich uitstrekken tot gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding (terugwerkende kracht). Het is ook mogelijk dat een maatregel vanaf een bepaalde datum nieuwe rechtsgevolgen verbindt aan eerder ingetreden situaties waarvan de feitelijke gevolgen nog voortduren. Denk aan de toepassing van nieuwe arbeidsrichtlijnen op bestaande arbeidsverhoudingen.
Naar boven
Wijzigingen van een wettelijke regeling zijn van toepassing op de toekomstige gevolgen van onder de oude regeling ontstane situaties. Uitzonderingen zijn mogelijk (C-60/98, Butterfly Music, punt 24; C-162/00, Pokrzeptowicz-Meyer, punt 50). Procedureregels worden in het algemeen geacht van toepassing te zijn op alle bij hun inwerkingtreding lopende procedures. Maar materieelrechtelijke voorschriften kunnen alleen gevolgen hebben ten aanzien van voor de inwerkingtreding ervan verworven rechtsposities voor zover uit de bewoordingen, de doelstellingen of de opzet ervan blijkt dat een dergelijk gevolg aan deze voorschriften moet worden verbonden. Dat vloeit voort uit het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel (C-74/00 P en 75/00 P, Falck en Acciaierie di Bolzano/Commissie, punt 119).
In uitzonderlijke gevallen kunnen besluiten die zijn vastgesteld op grond van een regeling, die wordt vervangen door een nieuwe regeling, hun werking behouden onder de nieuwe regeling. Zo bevat de Algemene verordening persoonsgegevens in artikel 45, lid 9, een zogenoemde grandfathering clause ten aanzien van besluiten die de Commissie over de toereikendheid van de bescherming van persoonsgegevens door derde landen op grond van artikel 25, lid 6, van richtlijn 95/46/EG heeft vastgesteld. Deze besluiten blijven van kracht, totdat zij worden gewijzigd, vervangen of ingetrokken bij een overeenkomstig lid 3 of lid 5 van artikel 45 vastgesteld besluit van de Commissie. In gevoelige kwesties als deze moet rekening worden gehouden met bezwaren van het EP tegen een dergelijke aanpak.
Wanneer de machtiging voor het vaststellen van een gedelegeerde handeling in een eerdere verordening is vervallen door de intrekking en vervanging van die verordening, kan de Commissie onder bepaalde voorwaarden op basis van de nieuwe, maar inhoudelijk gelijke, machtigingsbepaling een gedelegeerde handeling vaststellen die van toepassing kan zijn voorafgaand aan de inwerkingtreding van de nieuwe machtigingsbepaling (zie T-626/17, Slovenië tegen Commissie, waarin het Gerecht bereid was bijzonder specifieke omstandigheden in aanmerking te nemen).
Wanneer een nieuwe regeling wordt vastgesteld ter vervanging van een bestaande regeling moet deze laatste regeling worden ingetrokken. De gevolgen van die intrekking moeten duidelijk worden geregeld. De intrekking van de bestaande EU-regeling zou immers onwenselijke gevolgen kunnen hebben voor andere regelingen die zelf rechtsgevolgen verbinden aan de in te trekken regeling of daar naar verwijzen om hun eigen werkingssfeer af te bakenen.
Zie bijvoorbeeld artikel 90 van verordening 883/2004 betreffende de coördinatie van de wettelijke socialezekerheidsuitkeringen, waarbij verordening 1408/71 wordt ingetrokken, maar waarbij tegelijkertijd wordt bepaald dat deze van kracht blijft en dat de rechtsgevolgen ervan worden gehandhaafd voor de toepassing van twee andere EU-verordeningen en internationale overeenkomsten (zoals de EER-overeenkomst en de overeenkomst EU-Zwitserland) waarin verordening 1408/71 als geldend recht was overgenomen. Voor de afgrenzing van de materiële werkingssfeer van richtlijn 98/49/EG (aanvullende pensioenen) moesten de verwijzingen naar verordening 1408/71 voortaan worden gelezen als verwijzingen naar de nieuwe verordening.
In de slotbepalingen van een handeling kan in een artikel de toepassings- of geldigheidsduur van de handeling worden beperkt (EU-Handleiding 20.15). Daarbij kan worden geregeld onder welke voorwaarden een verlenging kan plaatsvinden. Zie bijvoorbeeld artikel 2 van Besluit 2020/430 en Besluit 2020/556 van de Raad.