C-309/25 Enefit Green
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 3 juli 2025 Schriftelijke opmerkingen: 19 augustus 2025
Trefwoorden: staatsbosgrond, staatssteun, particuliere marktdeelnemer, opstalrecht windmolenparken
Onderwerp: VWEU: artikel 106, artikel 107, lid 1 en artikel 108.
Deze zaak betreft een geschil tussen vijf windenergiebedrijven en de Letse regering vanwege een ministerraadbesluit. Op grond van dat besluit zijn opstalrechten voor strategisch belangrijke windparken op staatsbosgrond niet via een openbare veiling, maar op basis van een onafhankelijke taxatie toegekend. Verzoekende partijen stellen dat door de toewijzing aan kapitaalvennootschappen die eigendom zijn van de Staat, voordelen aan hen zijn toegekend die zij onder normale marktvoorwaarden niet zouden hebben kunnen krijgen. De verwijzende rechter vraagt o.a. of deze regeling kan worden beschouwd als verboden staatssteun in de zin van artikel 107 VWEU.
Prejudiciële vragen: 1) Is het beginsel van de particuliere marktdeelnemer van toepassing bij de beoordeling of de in de bestreden bepaling vastgestelde maatregel onder het begrip staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie valt?
2) Indien de eerste prejudiciële vraag bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dan aldus worden uitgelegd dat de in de bestreden bepaling vastgestelde maatregel moet worden beschouwd als een voordeel dat een kapitaalvennootschap die eigendom is van de Staat onder normale marktvoorwaarden niet zou kunnen verkrijgen van een particuliere marktdeelnemer?
3) Moet artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat moet worden aangenomen dat de in de bestreden bepaling vastgestelde maatregel geen staatssteun in de zin van deze Verdragsbepaling is, aangezien deze maatregel een compensatie vormt die een onderneming ontvangt voor de uitvoering van openbaredienstverplichtingen?
4) Indien de in de bestreden bepaling vastgestelde maatregel moet worden beschouwd als staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, kan deze maatregel dan niettemin van kracht blijven tot de Europese Commissie een besluit heeft genomen over de verenigbaarheid van deze steunmaatregel met de interne markt?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-280/00 Altmark Trans GmbH en Regierungspräsidium Magdeburg; C-214/12 P, C-215/12 P en C-223/12 P Land Burgenland e.a./Commissie; C-220/23 Prezes Urzędu Regulacji Energetyki; C-179/20 Fondul Proprietatea; C-702/20 en C-17/21 DOBELES HES; C-558/22 Fallimento Esperia en GSE; C-758/21 P Ryanair en Airport Marketing Services/Commissie; C-579/16 P Commissie/FIH Holding en FIH Erhvervsbank; C-746/23 en C-747/23 Cividale e.a.; C-933/19 P Autostrada Wielkopolska/Commissie en Polen; C-127/16 P SNCF Mobilités/Commissie; C-39/14 BVVG; C-325/22 Ministar na zemedelieto, hranite i gorite; C-434/19 en C-435/19 Poste Italiane en Agenzia delle entrate – Riscossione; C-238/20 Sātiņi-S; C-706/17 Achema e.a.; C-439/19 Latvijas Republikas Saeima; C-385/18 Arriva Italia e.a..
Specifiek beleidsterrein: EZ; LVVN