Artikel 78, lid 1, EU-Werkingsverdrag bepaalt dat de EU een gemeenschappelijk beleid inzake asiel, subsidiaire bescherming en tijdelijke bescherming ontwikkelt. Dit beleid is erop gericht om iedere derdelander die internationale bescherming behoeft, een passende status te verlenen. Ook moet de naleving van het beginsel van non-refoulement worden gegarandeerd. Het non-refoulementbeginsel houdt in dat een asielzoeker niet naar een derde land mag worden gestuurd waar hij een reëel risico loopt te worden onderworpen aan vervolging, de doodstraf, folteringen of onmenselijke of vernederende behandelingen. Tenslotte moet het gemeenschappelijk asielbeleid in overeenstemming zijn met het Verdrag van Genève (ook: het VN-Vluchtelingenverdrag) en het Protocol betreffende de status van vluchtelingen en andere toepasselijke verdragen.
Artikel 78, lid 2, EU-Werkingsverdrag bepaalt dat de Raad en het Parlement volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen vaststellen voor een gemeenschappelijke asielbeleid. In dit ECER-dossier wordt nader ingegaan op de wetgeving die de EU heeft vastgesteld ter verwezenlijking van het gemeenschappelijk asielbeleid.