Aantal nieuwe inbreukprocedures in 2019 met meer dan 20 procent gestegen ten opzichte van 2018
Nieuwsbericht | 04-08-2020
Deze trends kunnen worden opgemaakt uit het 37 e jaarverslag 2019 over de controle op de toepassing van het EU-recht .
In het jaarverslag wordt beschreven hoe de Commissie de EU-regels in 2019 heeft gemonitord en gehandhaafd. Ook wordt aangegeven hoe de lidstaten op verschillende beleidsterreinen hebben gescoord. Het aantal lopende inbreukzaken is in 2019 stabiel gebleven (1564), terwijl het aantal nieuwe inbreukprocedures met meer dan 20% is toegenomen ten opzichte van 2018 (tot 797). Tegen Luxemburg, Estland en Litouwen zijn in 2019 de minste nieuwe procedures wegens onjuiste omzetting of verkeerde toepassing van het EU-recht ingeleid. De meeste nieuwe procedures zijn ingeleid tegen Spanje, Italië en Griekenland. Nederland had in 2019 minder openstaande ingebrekestellingen dan in 2018 (van 47 naar 43 ingebrekestellingen).
De Commissie is op alle beleidsterreinen strikt blijven waken over de toepassing van de EU-regels. In het bijzonder op de beleidsterreinen die de grootste impact op het dagelijks leven van mensen en bedrijven hebben. Het gaat dan om het milieu (175 inbreukzaken), interne markt, industrie, ondernemerschap en kmo’s (147 inbreukzaken) en vervoer en mobiliteit (83 inbreukzaken).
Te late omzetting
Meer dan de helft van alle inbreukprocedures in 2019 had betrekking op de te late omzetting van richtlijnen (406 zaken), ook al was er sprake van een lichte daling ten opzichte van 2018 (419 zaken). De Commissie helpt de lidstaten bij de tijdige en correcte omzetting van richtlijnen door het opstellen van uitvoeringsplannen, speciale websites, richtsnoeren en door het uitwisselen van best practices tijdens vergaderingen van deskundigengroepen. De meeste nieuwe procedures wegens te late omzetting werden ingeleid tegen Bulgarije, België, Griekenland en Cyprus. Tegen Denemarken, Italië en Litouwen werden de minste nieuwe procedures wegens te late omzetting ingeleid.
Ook in 2019 heeft de Commissie een aantal inbreukzaken bij het EU-Hof aanhangig gemaakt wegens te late omzetting en heeft zij overeenkomstig artikel 260, lid 3, EU-Werkingsverdrag verzocht om een dwangsom per dag op te leggen (zie C-658/19 voor een zaak tegen Spanje). In de zaak C-543/17, Commissie tegen België heeft het EU-Hof voor het eerst de sanctieregeling van artikel 260, lid 3, EU-Werkingsverdrag toegepast. Het EU-Hof legde in die zaak aan België een dwangsom op van 5000 euro per dag, te betalen vanaf de datum van publicatie van het arrest tot aan de datum dat aan de niet-nakoming een einde komt.
Meer informatie