Duitse implementatie dataretentierichtlijn in strijd met grondrechten
Nieuwsbericht | 04-03-2010
Met dit oordeel heeft het Bundesverfassungsgericht zich strikt genomen niet uitgesproken over de geldigheid van de Richtlijn Dataretentie zelf. Deze richtlijn eist dat de EU-lidstaten minimaal zes maanden en maximaal twee jaar datagegevens moeten bewaren. De Duitse wet hanteert de minimumtermijn van zes maanden. Het Bundesverfassungsgericht heeft bepaald dat de Duitse grondwet niet in de weg staat aan deze minimumbewaartermijn van zes maanden. Dit is ook de reden waarom geen prejudiciële vragen zijn gesteld aan het EU-Hof.
Aan het gebruik van deze gegevens door de staat zouden echter volgens het Bundesverfassungsgericht striktere voorwaarden moeten worden gesteld dan thans in de wet is voorzien. Deze voldoet nu niet aan het proportionaliteitsbeginsel. Bij het automatisch bewaren van telecomgegevens zonder aanleiding zou sprake zijn van een “zeer ernstige inbreuk” op het telecommunicatiegeheim. Daarom moet de wetgever duidelijker regels stellen ten aanzien van de gegevensbescherming, het zo beperkt mogelijke gebruik van de opgeslagen gegevens, de transparantie en de rechtsbescherming. Dit betekent voor de strafvervolging bijvoorbeeld dat de gegevens pas mogen worden overgedragen aan het Openbaar Ministerie als het gaat om een ernstig strafbaar feit en sprake is van een gerede en op feiten gebaseerde verdenking. Voor de overdracht en het gebruik van de opgeslagen gegevens is bovendien de toestemming van de rechter noodzakelijk.
De Duitse wetgever moet nu aan de slag met een nieuwe implementatiewet. Pikant detail is dat de Duitse Minister van Justitie mevrouw Leutheusser-Schnarrenberger in 2008 – dus vóór haar ministerschap – één van de 35.000 Duitsers is geweest die deze klacht heeft neergelegd bij het hof in Karlsruhe. De uitspraak komt haar nu dus goed uit.
Deze zaak staat niet op zichzelf. In oktober 2009 heeft het Roemeense constitutionele hof een vergelijkbare uitspraak gedaan. Er loopt in Hongarije nog een vergelijkbare zaak. Ook deze zaken hebben dus betrekking op de nationale implementatiewetten en niet de richtlijn zelf. De Richtlijn Dataretentie is bij het EU-Hof tot nu toe enkel onderwerp geweest van een door Ierland ingesteld beroep over de rechtsgrondslag van de richtlijn. Dit beroep is door het EU-Hof verworpen.
In een interview met Der Spiegel heeft Commissaris Reding aangegeven de huidige bewaarplicht te willen heroverwegen. Zij wil bekijken of de richtlijn niet in strijd is met het recht op gegevensbescherming (artikel 16 EU-Werkingsverdrag, artikel 8 EU-Handvest Grondrechten). Daarnaast zegt ze te willen onderzoeken of de gegevens werkelijk noodzakelijk zijn, en of er geen andere mogelijkheden bestaan om de doelstelling van de bewaarplicht te bereiken. Wat haar betreft gaat de maatregel daarom “in de teststand”.
De Commissie heeft al eerder toegezegd met een evaluatie van de richtlijn te komen in september.