EU-Gerecht: besluiten Commissie tot goedkeuring financiële steun die door Frankrijk in de context van de Covid-pandemie aan Air France en Air France-KLM is verleend moeten nietig worden verklaard
Nieuwsbericht | 08-01-2024
Het gaat om de arresten van het EU-Gerecht van 20 december 2023 in de zaken T-216/21 (Ryanair en Malta Air/Commissie (Air France; COVID-19) en T-494/21 (Ryanair en Malta Air/Commissie (Air France-KLM en Air France; COVID-19).
Achtergrond In april 2020, tijdens de Covid-19-pandemie, heeft Frankrijk bij de Europese Commissie een individuele steunmaatregel ten gunste van Air France aangemeld die voorzag in i) een staatsgarantie van 90 procent voor een lening van vier miljard euro die door een bankenconsortium was verleend, en ii) een aandeelhouderslening tot drie miljard euro. Volgens de Commissie was de begunstigde van deze steun alleen Air France, met uitsluiting van alle andere vennootschappen van het concern Air France-KLM. In maart 2021 heeft Frankrijk bij de Commissie individuele steun aangemeld in de vorm van een herkapitalisering van Air France en de holding Air France-KLM, voor een totaalbedrag van vier miljard euro. Deze maatregel bestond uit i) een deelneming van Frankrijk in een geplande kapitaalverhoging van maximaal één miljard euro, en ii) de omzetting van de aandeelhouderslening in een hybride instrument. Volgens de Commissie waren de begunstigden van deze steun alleen Air France en de holding Air France-KLM, met uitsluiting van met name KLM, een vennootschap die deel uitmaakt van het concern Air France-KLM. De Commissie heeft in geen van beide gevallen bezwaar gemaakt: volgens haar vormen deze maatregelen steun die verenigbaar is met de interne markt. Ryanair en Malta Air betwisten de besluiten in kwestie en betogen dat de betrokken maatregelen in strijd zijn met het Unierecht. Volgens Ryanair en Malta Air heeft de Commissie de begunstigden van deze steun onjuist bepaald waar zij het standpunt heeft ingenomen dat noch de holding Air France-KLM (in het bestreden besluit in zaak T-216/21) noch KLM (in de twee bestreden besluiten) door die steun werd begunstigd. EU-Gerecht Het EU-Gerecht wijst deze beroepen toe en verklaart de besluiten van de Commissie nietig. Het EU-Gerecht oordeelt dat de Commissie zich heeft vergist bij de bepaling van de begunstigden van de verleende staatssteun, door in zaak T-216/21 de holding Air France-KLM en KLM en in zaak T-494/21 KLM als begunstigden daarvan uit te sluiten.
Het EU-Gerecht onderzoekt in dit verband de kapitaalbanden en de organieke, functionele en economische banden tussen de vennootschappen van het concern Air France-KLM, het contractuele kader op basis waarvan de betrokken maatregelen zijn toegekend alsmede het soort steun dat is verleend en de context waarin dit is gebeurd. Het EU-Gerecht komt op basis hiervan tot de slotsom dat de holding Air France-KLM (in de eerste zaak) en KLM (in de tweede zaak) op zijn minst indirect konden profiteren van het voordeel dat met de betrokken staatssteun werd verleend.
Meer informatie: Persbericht Curia ECER-dossier: Staatssteun