EU-Hof: de toekenning van de vluchtelingenstatus in een lidstaat verzet zich ertegen dat de betrokkene wordt uitgeleverd aan zijn land van herkomst
Nieuwsbericht | 26-06-2024
Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 18 juni 2024 in de zaak C-352/22, Generalstaatsanwaltschaft Hamm.
Achtergrond
Turkije heeft Duitsland in 2020 verzocht om uitlevering van een Turks onderdaan van Koerdische afkomst die verdacht wordt van doodslag. In 2010 heeft Italië de betrokkene de vluchtelingenstatus toegekend, omdat hij wegens zijn steun aan de Koerdische arbeiderspartij (PKK) een risico liep op politieke vervolging door de Turkse autoriteiten. De Duitse verwijzende rechter die over het uitleveringsverzoek moet oordelen, vraagt zich af of de toekenning van deze status door Italië zich verzet tegen uitlevering.
EU-Hof
Het EU-Hof oordeelt dat de toekenning van de vluchtelingenstatus in Italië zich ertegen verzet dat de betrokkene wordt uitgeleverd aan zijn land van herkomst, dat hij is ontvlucht. Zolang de Italiaanse autoriteiten deze status niet hebben ingetrokken, moet de uitlevering worden geweigerd. Want uitlevering komt in feite overeen met een beëindiging van die status.
De Duitse autoriteit moet overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking contact opnemen met de Italiaanse autoriteit die de vluchtelingenstatus heeft toegekend. Als de Italiaanse autoriteit deze status na dit contact intrekt, moet de Duitse autoriteit nog zelf tot de conclusie komen dat de betrokkene geen vluchteling (meer) is. Bovendien moet de Duitse autoriteit zich ervan vergewissen dat er geen ernstig risico bestaat dat de betrokkene in geval van uitlevering aan Turkije daar wordt onderworpen aan de doodstraf, aan folteringen of aan andere onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
Meer informatie: