EU-Hof: de vluchtelingenstatus kan worden verleend aan vrouwen die zich vereenzelvigen met de waarde van gendergelijkheid

Contentverzamelaar

EU-Hof: de vluchtelingenstatus kan worden verleend aan vrouwen die zich vereenzelvigen met de waarde van gendergelijkheid

Vrouwen die als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat zij zich tijdens hun verblijf in een EU-lidstaat daadwerkelijk zijn gaan vereenzelvigen met de fundamentele waarde van gelijkheid tussen vrouwen en mannen, kunnen, al naargelang de omstandigheden in het land van herkomst, worden geacht te behoren tot ‘een bepaalde sociale groep’. Het ‘behoren tot een sociale groep’ vormt een ‘grond van vervolging’ die tot verlening van de vluchtelingenstatus kan leiden. Dat is het antwoord van het EU-Hof op prejudiciële vragen van een Nederlandse rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 11 juni 2024 in de zaak C-646/21, Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Achtergrond

Twee Iraakse meisjes zijn in 2015 als tieners in Nederland aangekomen en verblijven daar sindsdien onafgebroken. Na de afwijzing van hun eerste verzoeken om internationale bescherming hebben zij volgende verzoeken ingediend. Ter ondersteuning van deze verzoeken hebben zij betoogd dat zij door hun langdurige verblijf in Nederland de normen, waarden en gedragingen van hun leeftijdgenoten in deze samenleving hebben overgenomen. Zij menen dat zij zich in geval van terugkeer naar Irak niet zullen kunnen aanpassen aan de regels van een samenleving die vrouwen en meisjes niet dezelfde rechten geeft als mannen, en vrezen te worden blootgesteld aan vervolging wegens hun identiteit zoals zij die hebben gevormd in Nederland.

Nadat ook hun volgende verzoeken door de Nederlandse autoriteiten waren afgewezen, hebben deze jonge vrouwen beroep ingesteld bij de Nederlandse rechter, die heeft beslist om het EU-Hof prejudiciële vragen te stellen over de EU-Kwalificatierichtlijn, waarin de voorwaarden voor de toekenning van de vluchtelingenstatus aan derdelanders zijn vastgesteld. Die status is bedoeld voor de gevallen waarin een derdelander wordt vervolgd op grond van ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging of het behoren tot een bepaalde sociale groep.

EU-Hof

Het EU-Hof oordeelt dat vrouwen, ook minderjarige, die als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat zij zich tijdens hun verblijf in een lidstaat daadwerkelijk zijn gaan vereenzelvigen met de fundamentele waarde van gelijkheid tussen vrouwen en mannen, al naargelang de omstandigheden in het land van herkomst kunnen worden geacht te behoren tot ‘een bepaalde sociale groep’, wat een ‘grond van vervolging’ vormt die tot verlening van de vluchtelingenstatus kan leiden.

Het EU-Hof verduidelijkt dat wanneer de persoon die om internationale bescherming verzoekt minderjarig is, de bevoegde nationale autoriteiten in het kader van een individuele beoordeling van de gegrondheid van diens verzoek om internationale bescherming noodzakelijkerwijs rekening moeten houden met het belang van deze minderjarige. Bovendien kan bij de beoordeling van een verzoek om internationale bescherming dat is gebaseerd op een vervolgingsgrond zoals het ‘behoren tot een bepaalde sociale groep’, rekening worden gehouden met een langdurig verblijf in een lidstaat, vooral wanneer dit verblijf samenvalt met een periode waarin een minderjarige verzoeker zijn identiteit heeft gevormd.

Meer informatie: