EU-Hof: een kattenkrabpaal is geen meubel in de zin van de Gecombineerde Nomenclatuur voor douanetariefindelingen

Contentverzamelaar

EU-Hof: een kattenkrabpaal is geen meubel in de zin van de Gecombineerde Nomenclatuur voor douanetariefindelingen

Een kattenkrabpaal valt niet onder de post ‘meubel’ van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN). Een dergelijk artikel moet worden ingedeeld onder de GN-post die overeenkomt met het materiaal dat voor het bedekken van de goederen het meest wordt gebruikt. Indien deze materialen in gelijke verhoudingen aanwezig zijn, moet het artikel worden ingedeeld onder de post die van de in aanmerking komende posten in volgorde van nummering het laatst is geplaatst. Dat is het antwoord van het EU-Hof op prejudiciële vragen van de Nederlandse rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 22 juni 2023 in de zaak C-24/22 (PR PET).

Achtergrond
Het Nederlandse bedrijf PR Pet heeft in de periode september 2016 tot en met augustus 2017 zeven douaneaangiften ingediend voor het in het vrije verkeer brengen van uit een constructie bestaande artikelen, bestemd voor katten, „kattenkrabpalen” genaamd (hierna: „betrokken goederen”), die zij heeft ingedeeld onder twee onderverdelingen van post 4421 van de GN (Gecombineerde Nomenclatuur).

Deze zaak gaat over de uitleg van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 (hierna: „GN”), en voorts de geldigheid van de uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1229/2013 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur en (EU) nr. 350/2014 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur.

In 2017 heeft de douanedienst een administratieve controle op de aangiften van PR PET verricht en zich op het standpunt gesteld dat de tariefindeling van de betrokken goederen onjuist was en dat deze, afhankelijk van de aard van het materiaal waarmee zij waren bekleed, moesten worden ingedeeld onder andere GN-onderverdelingen. De douanedienst heeft bij besluit van 28 december 2017 daarom van PR Pet betaling van ruim tienduizend euro aan douanerechten gevorderd. Bij besluit van 22 november 2018 heeft deze dienst het bezwaar van PR Pet tegen die aanslag afgewezen.

PR Pet heeft tegen dit afwijzingsbesluit beroep ingesteld bij de verwijzende rechter, de rechtbank Noord-Holland, waarbij zij aanvoerde dat de betrokken goederen, anders dan zij in haar douaneaangiften had aangegeven, met toepassing van regel 1 van de algemene regels voor de interpretatie van de GN moesten worden aangemerkt als „meubelen” als bedoeld in hoofdstuk 94 van de GN, aangezien zij bestemd zijn voor katten en tot doel hebben woonruimten in te richten. Deze goederen moeten meer bepaald worden ingedeeld als „andere meubelen en delen daarvan” of als „stoelen, banken en andere zitmeubelen” van respectievelijk GN-post 9403 en 9401. Anders moeten de betrokken goederen worden beschouwd als „houtwaren” van post 4421 van de GN.  De douanedienst betwist dit en stelt dat de indeling van de betrokken goederen met toepassing van regel 1 van de algemene regels voor de interpretatie van de GN uitgesloten is. Volgens deze dienst hebben deze goederen niet dezelfde aard als de onder hoofdstuk 94 van de GN vallende „meubelen”, omdat zij bestemd zijn om door katten te worden gebruikt. Zij moeten derhalve overeenkomstig regel 3, onder b), van die regels en de uitvoeringsverordeningen nr. 1229/2013 en nr. 350/2014 worden ingedeeld naar de stof waaraan zij hun wezenlijke karakter ontlenen.

De verwijzende rechter zich ten eerste af of de betrokken goederen kunnen worden ingedeeld als „meubelen” onder post 9403 van de GN of dat een dergelijke indeling, gelet op de uitvoeringsverordeningen nr. 1229/2013 en nr. 350/2014, uitgesloten is. Ten tweede vraagt hij zich af, afhankelijk van het antwoord op die vraag, of de geldigheid van deze uitvoeringsverordeningen ter discussie moet worden gesteld. De verwijzende rechter schorst de behandeling van de zaak en verzoekt het EU-Hof om een beslissing over twee prejudiciële vragen.

EU-Hof
Met de eerste vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of de GN zo moet worden uitgelegd dat een artikel dat bestaat uit een constructie die naargelang het geval bedekt is met verschillende stoffen en bestemd is om aan katten een eigen plaats te geven en om onder meer erop te zitten, te liggen of te spelen en er met hun klauwen aan te krabben, „kattenkrabpaal” genaamd, als „meubel” onder post 9403 van deze nomenclatuur valt.

Het EU-Hof herinnert eraan dat wanneer wordt verzocht om een prejudiciële beslissing over een vraag op het gebied van de tariefindeling, het EU-Hof volgens vaste rechtspraak tot taak heeft om de nationale rechter de criteria aan te reiken aan de hand waarvan deze de betrokken producten correct in de GN kan indelen, en niet zozeer om zelf deze producten in te delen, temeer daar het Hof niet altijd over de daarvoor noodzakelijke gegevens beschikt. Het is dus aan de verwijzende rechter om de in het hoofdgeding aan de orde zijnde goederen in te delen in het licht van het antwoord van het Hof op de door hem gestelde vragen.

Om de verwijzende rechter een nuttig antwoord te geven, merkt het EU-Hof op dat volgens de algemene regels voor de interpretatie van de GN de bewoordingen van de posten en van de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken bepalend zijn voor de indeling van goederen, terwijl de tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden. De toelichtingen op het GS en de GN zijn weliswaar niet bindend, maar zijn belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de tariefposten.

Het is vaste rechtspraak van het Hof dat het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen – ter wille van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle – in de regel moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de tekst van de GN-post zijn omschreven. De bestemming van het product kan een objectief indelingscriterium zijn wanneer die bestemming inherent is aan het product en die inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product.

Uit de tekst van post 9403 van de GN volgt dat deze post betrekking heeft op „meubelen en delen daarvan, andere dan stoelen, banken en andere zitmeubelen, en dan meubelen voor geneeskundig, voor chirurgisch, voor tandheelkundig of voor veeartsenijkundig gebruik”, die respectievelijk onder post 9401 en post 9402 van deze nomenclatuur vallen. Het EU-Hof stelt vast dat de producten die onder post 9403 van de GN vallen, als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat zij bestemd zijn om kantoren, keukens, slaapkamers, zit- en eetkamers of winkels te meubileren. Dergelijke plaatsen hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat zij bestemd zijn om door mensen te worden gebruikt. Post 9403 van de GN omvat dus goederen die bedoeld zijn voor menselijk gebruik en waarmee voor mensen bestemde ruimten worden ingericht.

Het EU-Hof merkt op dat in dit geval de betrokken goederen niet zijn bestemd om katten te „ordenen”, zoals boeken in een boekenkast kunnen worden geordend, maar om hun een eigen plaats te geven, om erop of erin te zitten, te liggen of te spelen, of om er met hun klauwen aan te krabben. Dergelijke goederen kunnen dus niet worden aangemerkt als „meubelen” in de zin van post 9403 van de GN.

Om te kunnen bepalen onder welke andere GN-post de betrokken goederen kunnen worden ingedeeld, herinnert het EU-Hof eraan dat regel 3 van de algemene regels voor de interpretatie van de GN indelingsmethoden bevat voor het geval dat een goed onder verschillende posten van dat systeem lijkt te vallen. De punten a) tot en met c) van deze regel bevatten uitleggingsvoorschriften die elk ondergeschikt zijn aan het voorgaande voorschrift, in die zin dat een voorschrift slechts kan worden ingeroepen indien het voorgaande voorschrift in de alfanumerieke volgorde het niet mogelijk heeft gemaakt de op het betrokken artikel toepasselijke tariefindeling vast te stellen.

Regel 3, onder a), van de algemene regels voor de interpretatie van het GS - het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen dat is opgesteld door de Internationale Douaneraad, thans de Werelddouaneorganisatie (WCO) - bepaalt dat de post met de meest specifieke omschrijving voorrang heeft boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de andere posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft.

In dit geval blijkt uit het dossier dat de betrokken goederen bestaan uit verschillende delen, waarvan de precieze samenstelling niet is vermeld, die zijn bedekt met verschillende stoffen, te weten sisaltouw, gesponnen sisal, touw van waterhyacint of textiel („pluchen” weefsel, sisalweefsel, polyester, vilt of synthetische vezels). Laatstgenoemde materialen vallen elk onder een andere GN-post. Niet kan worden uitgesloten dat de betrokken GN-posten elk kunnen worden geacht slechts betrekking te hebben op een deel van de stoffen waaruit de betrokken goederen bestaan, zodat geen van deze posten als de meest specifieke in de zin van regel 3, onder a), van de algemene regels voor de interpretatie van het GS kan worden aangemerkt.

Als dit inderdaad het geval is, dan zou voor de tariefindeling van de betrokken goederen regel 3, onder b), van de algemene regels voor de interpretatie van de GN moeten worden toegepast, op grond waarvan mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van regel 3, onder a), van deze nomenclatuur, worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijke karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald.

Volgens deze regel 3 moet voor de tariefindeling van een product worden vastgesteld aan welke van de stoffen waaruit het is samengesteld, het zijn wezenlijke karakter ontleent. Daartoe kan worden nagegaan of het product ook zonder het ene of het andere bestanddeel zijn kenmerkende eigenschappen behoudt. Volgens punt VIII van de GS-toelichting op regel 3, onder b), die de GN-toelichting aanvult, kan de factor die het wezenlijke karakter bepaalt, afhankelijk van het type product, bijvoorbeeld blijken uit de aard van de stof waaruit de producten bestaan of de artikelen waaruit zij zijn samengesteld, de omvang, de hoeveelheid, het gewicht, de waarde of de belangrijkheid van een van de samenstellende stoffen voor het gebruik van deze producten.

Aangezien de stoffen die de betrokken goederen bedekken – te weten, afhankelijk van de modellen, sisaltouw, gesponnen sisal, touw van waterhyacint of textiel („pluchen” weefsel, sisalweefsel, polyester, vilt of synthetische vezels) – de katten in staat stellen deze te gebruiken om onder meer te klimmen, met hun klauwen eraan te krabben, te spelen of te rusten, moet in het onderhavige geval worden vastgesteld dat deze goederen hun wezenlijke karakter lijken te ontlenen aan dit materiaal. Het is aan de verwijzende rechter om na te gaan of dit inderdaad het geval is en om de betrokken goederen in te delen onder de overeenkomstige GN-post. Indien deze materialen in gelijke verhoudingen aanwezig zijn, moeten de betrokken goederen overeenkomstig regel 3, onder c), van de algemene regels voor de interpretatie van het GS worden ingedeeld onder de post die van de in aanmerking komende posten in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.

Het antwoord van het EU-Hof op de eerste vraag is dat de GN zo moet worden uitgelegd dat een artikel dat bestaat uit een constructie die naargelang het geval bedekt is met verschillende stoffen en bestemd is om aan katten een eigen plaats te geven en om onder meer erop te zitten, te liggen of te spelen en er met hun klauwen aan te krabben, „kattenkrabpaal” genaamd, niet onder post 9403 van de GN valt. Een dergelijk artikel moet worden ingedeeld onder de GN-post die overeenkomt met het materiaal dat voor het bedekken van de goederen het meest wordt gebruikt, hetgeen de verwijzende rechter dient te bepalen. Indien deze materialen in gelijke verhoudingen aanwezig zijn, moet dit artikel worden ingedeeld onder de post die van de in aanmerking komende posten in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.

Het EU-Hof stelt dat de tweede vraag van de verwijzende rechter of de uitvoeringsverordeningen 1229/2013 en 350/2014 geldig zijn niet hoeft te worden beantwoord, onder verwijzing naar eerdere rechtspraak (C-471/17 en C-51/16, onder meer over analoge toepassing van uitvoeringsverordeningen).

Meer informatie:
ECER-dossier: Belastingen
ECER-dossier: Vrij verkeer goederen