EU-Hof: illegaal binnen reizen EU door derdelander met minderjarigen voor wie deze verantwoordelijk is betreft geen strafbaar feit

Contentverzamelaar

EU-Hof: illegaal binnen reizen EU door derdelander met minderjarigen voor wie deze verantwoordelijk is betreft geen strafbaar feit

Het gedrag van een derdelander waarbij deze illegaal het grondgebied van de EU binnen reist met twee minderjarigen, van wie deze de ouder is of daarover het daadwerkelijke gezag uitoefent, valt niet onder het algemene strafbare feit uit het Unierecht van hulpverlening bij illegale binnenkomst van de EU. Dit gedrag vloeit namelijk voort uit de uitoefening van de verantwoordelijkheden die horen bij de familieband met en uit het daadwerkelijke gezag over de minderjarige kinderen. Een andere lezing zou een ernstige inbreuk vormen op het recht op gezinsleven en de belangen van het kind, zoals gewaarborgd in de artikelen 7 en 24 van het EU-Handvest. Dit zou de wezenlijke inhoud van deze rechten in gevaar brengen. Dat is de uitspraak van het EU-Hof naar aanleiding van prejudiciële vragen van de Italiaanse rechter.

Het betreft het arrest van het EU-Hof van 3 juni 2025 in de zaak C-460/23 (Kinsa).

In het licht van het recht op asiel komt het EU-Hof tot eenzelfde uitleg. Wanneer een derdelander een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend en er nog geen besluit is genomen over dat verzoek, kan deze persoon in principe niet worden aangemerkt als illegaal verblijvend. Om die reden kan aan die derdelander ook geen strafrechtelijke sanctie worden opgelegd vanwege de eigen illegale binnenkomst, noch vanwege het feit dat deze daarbij werd vergezeld door minderjarigen waarover deze derdelander daadwerkelijk het gezag uitoefent.

Het EU-Hof oordeelt dan ook dat het Unierecht zich verzet tegen een nationale wet die dergelijk gedrag strafbaar stelt.

Meer informatie:
Persbericht Curia
ECER-dossier: Asiel en immigratie