EU-Hof wijst arrest in zaak over het beginsel van rechterlijke onafhankelijkheid

Het gaat in deze zaak om een nationale regeling die enkel voorziet in de toekenning van compenserende rusttijd voor de arbeidstijd die een rechter verricht voor de uitvoering van taken die vallen onder een vacante post binnen zijn rechterlijke instantie, naast die welke op hem rusten uit hoofde van de functie die hij bekleedt. Het beginsel van rechterlijke onafhankelijkheid verzet zich er niet tegen dat een financiële vergoeding voor die extra taken is uitgesloten, voor zover de rechter daadwerkelijk aanspraak kan maken op de door hem verworven compenserende rusttijd en deze regeling niet tot gevolg heeft dat afbreuk wordt gedaan aan de eis dat de bezoldiging evenredig is aan het belang van de door hem uitgeoefende taken. Dat is het antwoord van het EU-Hof op een prejudiciële vraag van een Roemeense rechter.