Europese parlementaire enquête krijgt vorm
Nieuwsbericht | 26-03-2012
Het Europees Parlement heeft het recht om in het kader van de vervulling van zijn taken op verzoek van een vierde van de leden een tijdelijke enquêtecommissie instellen om, onverminderd de bevoegdheden van andere instellingen, vermeende inbreuken op het recht van de Unie of gevallen van wanbeheer bij de toepassing van het recht van de Unie te onderzoeken (artikel 226 EU-Werkingsverdrag). Het EP kan nadere bepalingen over de uitoefening van dit recht vaststellen op besluit op eigen initiatief, na goedkeuring door de Raad en Commissie. Met het nieuwe voorstel dat vervat is in het rapport van de Commissie Constitutionele Zaken zou het oude besluit over de uitoefening van het enquêterecht komen te vervallen.
Het conceptvoorstel bevat blijkens het BNC-fiche een aantal pijnpunten voor het kabinet. Het kabinet betwijfelt of de ontwerpverordening in de huidige vorm binnen de grenzen van artikel 226 VWEU blijft. Het is onder meer twijfelachtig of verzoeken om rechtshulp, het dagvaarden van getuigen en het verrichten van onderzoeken ter plaatse hierbinnen vallen. Het voorstel moet verder duidelijk maken dat het geen afbreuk doet aan de bevoegdheden van andere instellingen of organen, noch aan de bevoegdheden van nationale parlementen.
Daarnaast is het volgens het kabinet wenselijk dat het Europees Parlement aangeeft op welke punten de huidige regeling tekortschiet. Daarom heeft het kabinet een negatief proportionaliteitsoordeel geveld. Hoewel de Europese Commissie nog een formele positie zal bepalen, heeft ook zij naar verluidt haar zorgen geuit over de concept-verordening. De voorgestelde onderzoeksbevoegdheden zijn ingrijpend van aard, maar volgens het kabinet vaag geformuleerd en onvoldoende met waarborgen omkleed. Bovendien is niet aangetoond dat het noodzakelijk en proportioneel is om vergaande bevoegdheden te creëren jegens burgers, bedrijven en organen van de lidstaten.