Hybride besluit Raad en lidstaten over voorlopige toepassing verdrag ongeldig

Contentverzamelaar

Hybride besluit Raad en lidstaten over voorlopige toepassing verdrag ongeldig

Lidstaten mogen niet deelnemen aan de besluitvorming van de Raad over de ondertekening en voorlopige toepassing van verdragen met derde landen. Dat is in strijd met de toedeling van bevoegdheden aan de Raad. Dat heeft het EU-Hof bepaald in een procedure van de Commissie tegen de Raad.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 29 april 2015 in de zaak C-28/12, Commissie/Raad.

 

De Commissie had beroep ingesteld tegen het gezamenlijke besluit 2011/708/EU van de Raad en de lidstaten over de toetreding van IJsland en Noorwegen tot de Luchtvervoersovereenkomst tussen de EU en de VS.

De Raad was afgeweken van het voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad alleen en had een hybride besluit vastgesteld, dat uitgaat van zowel de Raad als de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten in het kader van de Raad bijeen.

Het Hof is het eens met de Commissie dat alleen de Raad het besluit voor de ondertekening en de voorlopige toepassing van de toetredingsovereenkomst en van de aanvullende overeenkomst kon vaststellen. 

Het Hof overweegt dat ingevolge artikel 13, lid 2 EU-Verdrag over de toedeling van bevoegdheden, alleen de Raad en niet de lidstaten gebruik kunnen maken van de procedure uit artikel 218, lid 5 EU-Werkingsverdrag. Voor die procedure geldt dat de Raad met gekwalificeerde meerderheid besluit. Het besluit voegt een handeling van de Raad en een intergouvernementele handeling van de lidstaten samen zonder dat kan worden onderscheiden welke handeling de wil van de Raad en welke die van de lidstaten vertegenwoordigt. De lidstaten hebben dus meegedaan aan een besluitvormingsprocedure waartoe zij niet bevoegd zijn. Daarnaast impliceert het intergouvernementele deel van het besluit eenstemmigheid.

Volgens het Hof kunnen dergelijk verschillende  handelingen niet geldig tot stand komen in het kader van één procedure.

Het Hof erkent dat  de lidstaten en de instellingen van de Unie bij de onderhandeling, sluiting en de uitvoering van een internationale overeenkomst nauw moeten samenwerken wanneer het onderwerp deels tot de bevoegdheid van de Unie en deels tot die van de lidstaten behoort. Maar dit betekent niet dat de Raad de procedurevoorschriften en stemregels van artikel 218 VWEU niet hoeft te eerbiedigen.

Het EU-Hof vernietigt het besluit maar handhaaft de gevolgen van het besluit totdat de Raad een nieuw besluit neemt.