Nog veel onduidelijk over reikwijdte EU-Handvest Grondrechten
Nieuwsbericht | 03-09-2010
Vorig jaar september mishandelde een gedetineerde een medewerker van de penitentiaire inrichting. Hem werd vervolgens een sanctie (14 dagen cel) opgelegd door de directeur van de inrichting, een penitentiaire maatregel. De directeur deed echter ook aangifte bij de politie, waarna het Openbaar Ministerie strafrechtelijke vervolging instelde.
De politierechter in Almelo vraagt zich echter af of hier niet sprake is van een dubbele vervolging voor een feit waarvoor deze man al gestraft is. Het verbod op dubbele vervolging (‘ne bis in idem’) is een mensenrecht, vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechter toetst de zaak aan het (EVRM) en de jurisprudentie van het Europees Hof in Straatsburg (EHRM). Dit leidt echter niet tot de conclusie dat er sprake is van ‘ne bis in idem’.
De politierechter betrekt echter ook artikel 50 van het EU-Handvest van de Grondrechten in deze zaak. Dat artikel gaat ook over ‘ne bis in idem’. Volgens hem is artikel 50 wel van toepassing in de onderhavige situatie. Het is volgens hem wenselijk dat een zoveel mogelijk eenduidige uitleg van hetzelfde begrip ‘ne bis in idem’ binnen de rechtsorde van de EU en die van de Raad van Europa bestaat. Hij verklaart het OM niet ontvankelijk.
In artikel 51 van het Handvest staat dat de bepalingen van het Handvest gericht zijn tot de lidstaten, maar uitsluitend als zij het recht van de Unie ten uitvoer brengen. Omdat de Politierechter daarover geen uitleg verschaft is het onduidelijk of daar in dit geval sprake van is.