Openbare orde niet altijd rechtvaardiging voor weigeren naamregistratie
Nieuwsbericht | 26-01-2016
Het betreft de conclusie van advocaat-generaal (A-G) Wathelet van 14 januari 2016 in de zaak C-438/14, Nabiel Peter Bogendorff von Wolffersdorff tegen Standesamt der Stadt Karlsruhe Zentraler Juristischer Dienst der Stadt Karlsruhe. In een conclusie gaat A-G Wathelet in op de vraag of het weigeren van inschrijven van adellijke titels in het geboorteregister door de bevoegde autoriteiten van een EU burger met de nationaliteit van een andere lidstaat discriminatie op grond van nationaliteit oplevert en of een dergelijke weigering een belemmering vormt voor het vrije verkeer van EU burgers. De conclusie is interessant, met name, omdat A-G Wathelet een beroep op de bescherming van de openbare orde en een constitutioneel beginsel van een lidstaat niet zonder meer een voldoende rechtvaardiging vindt. In deze zaak gaat het om de weigering van de Duitse autoriteiten om de door de Britse autoriteiten gewijzigde naam van verzoeker in te schrijven in het Gemeentelijk register. De verzoeker die zowel de Duitse als de Britse nationaliteit heeft, verzocht om de toegevoegde titels ‘Graf’ (Graaf) en ‘Freiherr’ (Baron) ook op te nemen in de registratie van zijn naam in Duitsland. Door adoptie heeft de verzoeker een Duitse familienaam gekregen. Vanaf 2001 is hij naar het Verenigd Koninkrijk verhuisd, waar hij volgens een daar geldende procedure adellijke titels aan zijn Duitse familienaam heeft toegevoegd. In datzelfde jaar verkreeg hij de Britse nationaliteit door naturalisatie. Zijn dochter werd geboren in 2006. Na een rechtszaak in Duitsland werd haar familienaam inclusief de adellijke titels in zowel het Verenigd Koninkrijk als in Duitsland ingeschreven. Verzoeker zelf verzocht in 2013 om zijn familienaam met de adellijke titels in te schrijven in het geboorteregister in Duitsland. Dit werd door de bevoegde autoriteiten geweigerd omdat die inschrijving in strijd zou zijn met de essentiële beginselen van het Duitse recht. Een dergelijke inschrijving van adellijke titels zou strijdig zijn met de bepalingen uit de Grondwet dat alle Duitsers gelijk zijn en er geen titels worden verleend, anders dan voor een ambt, beroep of in een academische context. Discriminatie op grond van nationaliteit en het vrije verkeer van EU burgers Bijzonder in deze zaak is dat de verzoeker in het hoofdgeding zowel de Duitse als de Britse nationaliteit heeft. Het betreft dus een verzoek van een Duitse onderdaan aan de Duitse autoriteiten. A-G Wathelet is toch van mening dat sprake is van discriminatie naar nationaliteit, aangezien verzoeker gelijk wordt behandeld als Duitsers die enkel de Duitse nationaliteit hebben. In dat opzicht had de verzoeker dus anders behandeld moeten worden omdat zijn situatie ook anders was. Hij heeft immers een dubbele nationaliteit. Daarnaast acht A-G Wathelet de weigering in strijd met het vrije verkeer van EU burgers, omdat de verzoeker gebruik heeft gemaakt van zijn recht om in het Verenigd Koninkrijk te verblijven. Een weigering om de naam van een EU burger in een andere lidstaat dan zijn/haar nationaliteit in te schrijven op de wijze waarop deze naam origineel wordt geschreven vormt eveneens een belemmering van het vrije verkeer. De verzoeker heeft immers moeilijkheden met het aantonen van zijn identiteit doordat er nu twee verschillende namen zijn geregistreerd: in Duitsland en in het Verenigd Koninkrijk wordt zijn naam anders geschreven. Bovendien is het van belang dat de verzoeker de band met zijn dochter kan aantonen, die immers wel mét adellijke titels is ingeschreven in Duitsland. Rechtvaardigingsgronden: continuïteit van naam, lengte en openbare orde Duitsland voert drie redenen aan voor de weigering: het belang van continuïteit van naam en, de lengte van de naam van verzoeker en de openbare orde. Wat betreft het laatste argument is de Advocaat-Generaal van oordeel dat het bij een beroep op de openbare orde moet gaan om ‘een dwingende regel (…) die voor de betrokken rechtsorde zo fundamenteel is dat in het kader van de betrokken zaak geen enkele afwijking daarvan kan worden geduld.’ Er is in Duitsland echter geen strikt verbod om adellijke titels te voeren. Bovendien worden de titels van de verzoeker niet als adellijke titels gevoerd, maar zijn die onderdeel van zijn familienaam. Volgens de Duitse wet zijn adellijke titels niet strikt verboden maar mogen deze gevoerd worden als zij na de voornaam worden geplaatst. In die context is A-G Wathelet van oordeel dat de Duitse autoriteiten geen beroep kunnen doen op de openbare orde als rechtvaardiging van hun weigering om de Britse familienaam inclusief de adellijke titels te registreren. Het EU-Hof zal waarschijnlijk over enkele maanden uitspraak doen.