Verlies van nationaliteit leidt tot verlies van EU-burgerschap
Nieuwsbericht | 04-03-2010
Het betreft hier een arrest van het EU-Hof van 2 maart 2010 in de zaak C-135/08 (Rottmann tegen de Freistaat Bayern) over de intrekking van de Duitse nationaliteit van een voormalige Oostenrijker. Deze had bij het aanvragen van de Duitse nationaliteit verzwegen dat tegen hem een strafrechtelijk onderzoek was ingesteld door Oostenrijk. Omdat daarom sprake was van bedrog werd zijn Duitse nationaliteit weer ingetrokken. Eerder al had hij zijn Oostenrijkse nationaliteit verloren toen hem de Duitse nationaliteit werd toegekend. Door al deze verwikkelingen was de man stateloos geworden. Omdat alleen personen met de nationaliteit van een lidstaat Burger van de Unie kunnen zijn, verloor hij dus ook zijn rechten als EU-burger, zoals het recht om niet te worden gediscrimineerd op grond van nationaliteit.
Het nationaliteitsrecht is een bevoegdheid van de lidstaten. Maar de Duitse rechter vroeg zich af of het verlies van het EU-burgerschap niet een stap te ver ging.
Het EU-Hof vindt deze gang van zaken niet in strijd met de verdragsbepalingen omtrent het Burgerschap van de Unie (destijds artikel 17 EG-Verdrag, nu artikel 20 EU-Werkingsverdrag).
Wel vindt het Hof dat de intrekking van de naturalisatie gerechtvaardigd moet zijn en een evenredige reactie moet zijn op de feiten: de ernst van de misdraging, de tijd die is verstreken tussen toekenning en intrekking van de naturalisatie, en of het voor de persoon mogelijk is zijn oorspronkelijke nationaliteit terug te krijgen. Dat laatste hoeft geen absolute verhindering te zijn om de naturalisatie in te trekken. De betrokken persoon moet wel een redelijke periode de gelegenheid krijgen zijn oorspronkelijke nationaliteit terug te krijgen, voordat de intrekking effectief wordt.