Op deze pagina:
Artikel 78, lid 2, aanhef en onder c, EU-Werkingsverdrag bepaalt dat de EU maatregelen kan vaststellen inzake een gemeenschappelijk stelsel voor tijdelijke bescherming van ontheemden in geval van een massale toestroom. De EU heeft voorschriften inzake de tijdelijke bescherming van ontheemden neergelegd in Richtlijn 2001/55.Het verlenen van tijdelijke bescherming is een uitzonderlijke procedure en kan alleen worden toegepast wanneer er een risico bestaat dat het asielsysteem de toestroom van ontheemden niet op een goede manier kan verwerken (artikel 2, onder a, richtlijn 2001/55).
Naar boven
De massale toestroom van ontheemden wordt vastgesteld bij een besluit van de Raad. De Raad neemt het besluit aan met gekwalificeerde meerderheid op een voorstel van de Commissie. Het besluit van de Raad wordt voorafgegaan door een onderzoek naar de situatie en de omvang van de verplaatsingen van ontheemden. Tevens moet er voorafgaand een beoordeling plaatsvinden van de wenselijkheid van tijdelijke bescherming. Daarbij moet aandacht zijn voor de mededeling van de lidstaten, de Commissie, het UNHCR en andere relevante internationale organisaties.
De Raad heeft in maart 2022 uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 vastgesteld. Het uitvoeringsbesluit beoogt tijdelijke bescherming in de EU te verlenen aan bepaalde personen die de oorlog in Oekraïne ontvluchten (zie ook het ECER-bericht over het voorstel van de Commissie voor dit uitvoeringsbesluit).
De tijdelijke bescherming duurt in beginsel één jaar. Daarna kan de tijdelijke bescherming nog twee keer met zes maanden worden verlengd. Artikel 4, lid 2, richtlijn 2001/55 geeft de Raad de bevoegdheid om met gekwalificeerde meerderheid de tijdelijke bescherming nogmaals met een jaar te verlengen. De tijdelijke bescherming eindigt dus wanneer de maximale duur is verstreken of eerder, indien de Raad vaststelt dat een veilige en duurzame terugkeer naar het land van herkomst mogelijk is.
Het staat de lidstaten vrij om andere categorieën van ontheemden tijdelijke bescherming te verlenen indien deze ontheemden om dezelfde redenen ontheemd zijn en uit hetzelfde land of dezelfde regio komen als de categorieën van ontheemden die in het Raadsbesluit worden genoemd.
De rechten van personen die tijdelijke bescherming genieten komen overeen met de rechten die aanvragers van internationale bescherming op grond van de Opvangrichtlijn ontvangen. Het gaat onder meer om de volgende rechten:
De richtlijn legt ook een aantal verplichtingen aan de lidstaten op:
Artikel 3, lid 1 van richtlijn 2001/55 benadrukt expliciet dat bij de verlening van tijdelijke bescherming niet vooruit wordt gelopen op de erkenning van de persoon als vluchteling. Personen die tijdelijke bescherming genieten kunnen wel te allen tijde een asielaanvraag indienen (artikel 17, lid 1, richtlijn 2001/55).
Wanneer de tijdelijke bescherming ten einde komt en de ontheemde geen recht heeft op verblijf in de EU op grond van een andere regeling moet de ontheemde worden teruggestuurd naar zijn land van herkomst. De lidstaten moeten zich zoveel mogelijk inzetten om de vrijwillige terugkeer van de ontheemde mogelijk te maken (artikel 21, lid 1, richtlijn 2001/55). Indien nodig, kunnen de lidstaten besluiten tot een gedwongen terugkeer van de ontheemde. Zowel bij een vrijwillige of een gedwongen terugkeer moet de terugkeer plaatsvinden met inachtneming van de menselijke waardigheid.
In bepaalde gevallen moet de uitzetting achterwege blijven. Dit is onder meer het geval wanneer de gezondheidssituatie van de ontheemde zodanig is dat de terugkeer ernstige negatieve gevolgen voor deze ontheemde zal hebben. Tevens kunnen lidstaten het toestaan dat minderjarige kinderen hun school in een lidstaat kunnen afmaken. De gezinsleden van deze minderjarige kinderen kunnen dan ook in de EU blijven.
De lidstaten moeten de personen die voor tijdelijke bescherming in aanmerking komen in een geest van solidariteit ontvangen (artikel 25, lid 1, richtlijn 2001/55). In het besluit van de Raad, waarin de tijdelijke bescherming aan bepaalde ontheemden is vastgesteld, geven de lidstaten hun opvangcapaciteit aan. Na vaststelling van het besluit kunnen lidstaten in een later stadium aangeven dat zij bereid zijn om nog meer ontheemden op te nemen. Richtlijn 2001/55 kan de lidstaten dus niet verplichten tot de opname van een bepaald aantal ontheemden. De verplichte opname van vluchtelingen kan alleen op grond van artikel 78, lid 3, EU-Werkingsverdrag worden geregeld.
28-06-2024
De niet-nakoming, die er volgens het EU-Hof in bestaat dat de toepassing van een gemeenschappelijk EU-(asiel)beleid in zijn geheel opzettelijk wordt vermeden, vormt een ongekende en zeer ernstige schending van het EU-recht. ...
27-06-2024
Naar aanleiding van een massale stroom vluchtelingen uit Oekraïne stelde de Raad in 2022 een uitvoeringsbesluit vast tot instelling van een mechanisme van tijdelijke bescherming. Personen die voldoen aan de voorwaarden uit ...