Op deze pagina:
Memorie van Toelichting
Het Verdrag van Lissabon voegt een nieuw artikel in dat een specifieke rechtsgrondslag creëert voor maatregelen op het terrein van energie. Het nieuwe energie-artikel weerspiegelt het sterk toegenomen belang van dit beleidsveld voor de EU. Het Verdrag maakt diverse malen melding van solidariteit in geval van energievoorzieningszekerheid respectievelijk tekorten in de toevoer van energie, zonder dat de EU kan treden in nationaal beleid ten aanzien van bijvoorbeeld de gasvoorraden: in het artikel over productschaarste (artikel 100, eerste lid, Werkingsverdrag (artikel 122, eerste lid, VWEU)) en in het nieuwe energie-artikel (artikel 176 A Werkingsverdrag (artikel 194 VWEU)). Aan het betreffende energieartikel is ook de bevordering van de interconnectie van energienetwerken opgenomen. Nederland vindt het vergroten van de solidariteit van groot belang en is positief over deze wijzigingen. Voorts doet geen van deze wijzigingen afbreuk aan de Nederlandse uitgangspunten van marktwerking en volledige eigen controle over natuurlijke hulpbronnen.
Naar boven
De leden van de SP-fractie vragen wat de waarde is van artikel 194 VWEU over soevereiniteit over energiebronnen wanneer andere lidstaten een beroep doen op de solidariteitsclausule in deze? De regering bevestigt dat artikel 100 van het Werkingsverdrag (artikel 122 VWEU) het mogelijk maakt dat lidstaten een beroep op elkaar doen wanneer zich in de energievoorziening ernstige moeilijkheden voordoen. Dit kan leiden tot afspraken over het omgaan met crises, zoals bijvoorbeeld het sluiten van back-up contracten. In ieder geval is een goed functionerende interne energiemarkt een eerste vereiste. De soevereiniteit over de eigen natuurlijke hulpbronnen, zoals vermeld in artikel 176 A van het Werkingsverdrag (artikel 194 VWEU), blijf echter onverminderd geldig. Nederland stelt de randvoorwaarden waarbinnen de bedrijven kunnen opereren. Binnen deze kaders kunnen bedrijven vervolgens besluiten tijdelijk meer gas te exporteren.
De leden van de fractie van GroenLinks stellen de vraag of de regering de opvatting deelt dat de bepalingen over energiesolidariteit in de artikelen 122 en 194 Werkingsverdrag aanleiding zouden moeten geven tot een gemeenschappelijke energiepolitiek en meer in het bijzonder tot een beter gecoördineerd Europees beleid ten aanzien van gascontracten met Rusland. Hierop wenst de regering als volgt te antwoorden. Nederland streeft naar de totstandkoming van een volwaardig Europees extern energiebeleid. De energie-artikelen in het Werkingsverdrag beschrijven de wijze waarop hier door de lidstaten en de instellingen van de Unie invulling aan gegeven kan worden. De Unie doet dit onder andere door goede relaties met belangrijke energieproducerende landen te onderhouden. Het accent ligt daarbij op zaken als bevordering van transparantie en investeringszekerheid. Tegelijkertijd biedt de Europese interne markt het regulerende kader voor grensoverschrijdende samenwerking. Marktwerking blijft het uitgangspunt, ook voor het aangaan van overeenkomsten met partijen uit derde landen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering voorstander is van het actualiseren van het Euratom-Verdrag, waartoe door Duitsland, Ierland, Hongarije, Oostenrijk en Zweden wordt opgeroepen in Verklaring 54. Acht de regering het denkbaar dat de bepleite IGC wordt voorbereid door een Conventie? Is het denkbaar dat een artikel over vrijwillig onderhandelde terugtrekking wordt toegevoegd aan het Euratom-Verdrag, analoog aan het nieuwe artikel 50 VEU? Ook de leden van de VVD-fractie vragen wat het standpunt van de regering is ten aanzien van het actualiseren van het Euratom-Verdrag. Zij vragen of de huidige situatie van schaarste en duurte op de energiemarkten geen reden voor de regering is om daartoe over te gaan. De regering merkt op dat enkele lidstaten inderdaad een actualisering van het Euratom-Verdrag steunen, onder meer waar het de besluitvormingsprocedures betreft. Nederland heeft zich hiervoor niet uitgesproken vanuit de pragmatische overweging dat de kans dat het werkelijk tot een herziening komt, minimaal is. Een herzieningsdiscussie zou immers onvermijdelijk in hoge mate belast worden door de principiële discussie over de wenselijkheid van kernenergie. De regering meent dat het Euratom-Verdrag ook zonder herziening naar behoren functioneert. Op basis van het huidige Verdrag zijn belangrijke vorderingen gemaakt op het terrein van safeguards, nucleair onderzoek, veiligheid en opslag van nucleair materiaal via separate verdragen (voornamelijk in IAEA-verband) of maatregelen in Europees verband. Door de toenemende belangstelling voor kernenergie in Europa in het licht van de internationale ontwikkelingen op klimaat- en energieterrein blijven de werkzaamheden van Euratom van grote betekenis. Ook voor verdere voortgang in het beleid hoeft het Euratom-Verdrag echter niet noodzakelijk te worden gewijzigd. Met het oog op verdere verbetering van nucleaire veiligheid en het beheer van radioactief afval heeft de Europese Raad vorig jaar het initiatief genomen tot de oprichting van de «European High Level Group on Nuclear Safety and Waste Management», een forum dat inmiddels operationeel is. De Europese Raad heeft tevens opgeroepen tot een brede discussie onder alle belanghebbenden over de kansen en risico’s van kernenergie. In dit kader is het European Nuclear Energy Forum opgericht.
De SP-fractieleden stellen een vraag (nr. 91) over de solidariteit tussen de lidstaten en de werking van de energiemarkt. De regering antwoordt daarop het volgende. Solidariteit begint ermee dat de EU ervoor zorgt dat de energiemarkt naar behoren functioneert. Dat is nu niet het geval. De markt bestaat nu nog teveel uit nationale eilanden. Alleen bij een goed functionerende markt is een vrij verkeer van energie mogelijk en kunnen de lidstaten bij energietekorten in de EU onderlinge solidariteit praktiseren. Er ligt thans een belangrijk pakket voorstellen op tafel om die interne energiemarkt in de EU te versterken. Daar moet de Unie snel een beslissing over nemen. De door de Commissie voorgestelde splitsing van de commerciële activiteiten (productie en levering) en netwerkactiviteiten van de Europese energiebedrijven zal een wezenlijke bijdrage leveren aan een beter werkende interne energiemarkt.