Op deze pagina:
Het Verdrag van Lissabon voegt een nieuw artikel 136 bis toe waarin staat dat de Unie de rol van sociale partners die opereren op het niveau van de Unie erkent en bevordert. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de verschillen tussen nationale stelsels (artikel 152 VWEU).
Het Verdrag van Lissabon voegt aan de tweede alinea van artikel 140 Werkingsverdrag toe dat de Unie initiatieven kan nemen om richtsnoeren en indicatoren vast te stellen, de uitwisseling van beste praktijken («best practices») kan regelen en de nodige elementen met het oog op periodieke controle en evaluatie kan verzamelen. Het betreft hier een explicitering van de open methode van coördinatie in het sociaal beleid (artikel 156 VWEU).
Hoewel sociaal beleid een gedeelde bevoegdheid is, benadrukt de verklaring betreffende artikel 140 (verklaring 31) dat de in dit artikel beschreven beleidsterreinen in principe onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen en dat maatregelen genomen op basis van dit artikel geen harmonisatie ten doel hebben.
Naar boven
De leden van de SP-fractie vragen (nr. 76) of de arresten van het Europese Hof inzake Viking, Laval en Rüffert – los van de directe betekenis in Nederland van deze arresten – laten zien dat reeds nu de vrijheid van vestiging (voor ondernemingen) binnen het Europees recht zwaarder weegt dan nationale collectieve afspraken ter bescherming van werknemers. De regering deelt deze opvatting niet. Analyse van de rechtspraak van het Hof van Justitie wijst uit dat het Hof de bescherming van de werknemers steeds als een dwingende reden van algemeen belang beschouwt die afwijking van de vrijheid van vestiging en de vrije dienstverrichting kan rechtvaardigen. De argumenten daarvoor moeten wel steekhoudend zijn. In het eerstgenoemde arrest erkent het Hof dat collectieve acties tegen de omvlagging van een schip naar een andere lidstaat gerechtvaardigd kunnen zijn wanneer zij de bescherming van werknemers tot doel hebben. In de concrete omstandigheden van de gevallen waarin de beide andere arresten werden gewezen, wijst het Hof erop dat de nationale collectieve afspraken in kwestie niet algemeen verbindend waren verklaard door de overheid, zoals de detacheringrichtlijn eist. Die beschermingsregels golden dus niet voor alle nationale werknemers. Het Hof kon wegens het ontbreken van een nationale algemeen verbindend verklaring die beschermingsregels dan ook niet van toepassing verklaren op de buitenlandse werknemers. In dergelijke gevallen is de werkgever dus uitsluitend gebonden aan de cao in zijn land van vestiging.