De Europese Unie (EU) beschikt sinds 2000 over een eigen 'bill of rights': het EU-Handvest van de grondrechten. Op 1 december 2009 werd het EU-Handvest juridisch bindend voor de EU-instellingen en de EU-lidstaten wanneer zij het EU-recht ten uitvoer brengen. Als een zeer actuele mensenrechtencatalogus bevat het EU-Handvest een scala aan grondrechten die op vele en diverse beleidsterreinen een rol (kunnen) spelen en die niet altijd in erkende grondrechtenverklaringen terug zijn te vinden. Rechters, ambtenaren, wetgevers en beleidsmakers lopen tegen uitdagingen aan bij de vraag of het EU-Handvest op een bepaalde situatie van toepassing is en/of op welke manier die toepassing ook toegevoegde waarde biedt.
Op donderdag 21 november 2024 organiseerde het Expertisecentrum Europees Recht (ECER), in samenwerking met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), een seminar over het EU-Handvest. Tijdens het seminar werden inzichten gedeeld over het EU-Handvest, onder meer wat betreft het belang en de toepassing ervan binnen de Rijksoverheidpraktijk. De sprekers waren:
Tevens was er tijdens het seminar gelegenheid om vragen te stellen aan de sprekers. Zo werden er vragen gesteld over het verschil tussen het EU-Handvest en het EVRM, over wat de wezenlijke kern is van een grondrecht en over de beperkingsclausule van artikel 52, lid 1, van het EU-Handvest. Daarnaast was er veel belangstelling voor (hoeveel gebruik wordt gemaakt van) de diverse FRA-hulpmiddelen. Ook werden vragen gesteld over in welke mate de EU-instellingen, bijvoorbeeld het Europees Parlement als medewetgever, een voorafgaande toetsing van wetsvoorstellen in het licht van fundamentele rechten doet.
Het seminar werd afgesloten met een (netwerk)borrel.