Handvest grondrechten
Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
(hierna: Handvest) is een ‘state of the art’ catalogus van
fundamentele rechten, vrijheden en beginselen. Sinds 1 december
2009 is het Handvest juridisch bindend voor de instellingen van de
EU en voor de lidstaten van de EU wanneer zij het EU-recht ten
uitvoer brengen. Het Handvest is opgenomen in een verklaring van
het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie, maar
heeft dezelfde juridische waarde als de EU-verdragen.
Klik op het menu hierboven voor de (per titel van het Handvest
weergegeven) 54 artikelen van het Handvest, inclusief
artikelsgewijze jurisprudentie van het EU-Hof (alle jurisprudentie
waarin het betreffende artikel wordt aangehaald) en de tekst van
de officiële toelichting bij het Handvest per artikel.
Op deze pagina:
- Inhoud van het Handvest
- Geschiedenis
- Toepassingsgebied en reikwijdte van het Handvest
- Toepassing op Verenigd Koninkrijk en Polen
- ICER-Handleiding nationale toetsing EU-Handvest Grondrechten
- Guidelines van de Raad
- Themafiche van het EU-Hof: Toepassingsgebied Handvest van de Grondrechten van de EU
- Jaarverslagen
over de toepassing van het Handvest
Bureau voor de Grondrechten van de Europese Unie
Inhoud van het Handvest
Het Handvest bevat rechten, vrijheden en beginselen. Uit artikel 52 van het Handvest blijkt dat er een verschil is tussen rechten en beginselen als het gaat om de reikwijdte en de uitleg. Zo blijft de bevoegdheid van rechters ten aanzien van de beginselen beperkt tot de uitlegging van wetgeving en de toetsing van de wettigheid ervan (artikel 52, lid 5 Handvest). Beperkingen op de uitoefening van rechten en vrijheden moeten volgens lid 1 - met inachtname van het evenredigheidsbeginsel - bij wet worden gesteld en de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden eerbiedigen.
Het Handvest bevat een preambule en is onderverdeeld in zeven titels, te weten:
1. waardigheid (bevat bepalingen over o.a.
het recht op leven en het verbod van folteringen en van
onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen),
2. vrijheden (bevat bepalingen over o.a. de eerbiediging van
het privé-leven en van het familie- en gezinsleven en de
bescherming van persoonsgegevens),
3. gelijkheid (bevat
bepalingen over o.a. gelijkheid voor de wet, non-discriminatie, de
gelijkheid van vrouwen en mannen en de rechten van het kind),
4. solidariteit (bevat bepalingen over o.a. het verbod van
kinderarbeid en de bescherming van jongeren op het werk),
5. burgerschap (bevat bepalingen over o.a. het recht op
behoorlijk bestuur en het recht van inzage in documenten),
6. rechtspleging (bevat bepalingen over o.a. het recht op een
doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht
en het vermoeden van onschuld en rechten van de verdediging),
en
7. algemene bepalingen betreffende de uitlegging en de
toepassing van het Handvest (bevat bepalingen over o.a. het
toepassingsgebied, de reikwijdte en uitlegging van de gewaarborgde
rechten en beginselen).
Geschiedenis
Lange tijd was de
grondrechtenbescherming in Europees Unierechtelijk verband niet
duidelijk geregeld. Het EU Hof van Justitie hield in zijn
rechtspraak wel rekening met grondrechten als een algemeen
beginsel van Unierecht, maar in de Europese Akte (1986) en het
Verdrag van Maastricht (1992) werd slechts de notie van
eerbiediging van grondrechten opgenomen. Er was behoefte aan een
document waarin de grondrechten duidelijk werden vastgelegd.
In 1999 besloot de Europese Raad van Keulen een Handvest van de
grondrechten op te stellen. Het doel was om de grondrechten die in
de Unie gelden, in één enkele tekst samen te brengen en ervoor te
zorgen dat deze grondrechten beter bekend zouden worden.
Dit
Handvest werd opgesteld door een Conventie bestaande uit
vertegenwoordigers van het Europees Parlement, de Raad en de
Commissie, en de regeringen en parlementen van de lidstaten. Het
Handvest werd op 7 december 2000 plechtig afgekondigd als
politieke verklaring tijdens de Europese Raad van Nice. In de
jaren daarna is het Handvest aangepast om het op te nemen in de
Europese Grondwet. Het EU Hof van Justitie begon allengs haar
arresten te onderbouwen met verwijzingen naar het Handvest, al
bleef de juridische status onduidelijk.
Bij de totstandkoming
van het Verdrag van Lissabon is ervoor gekozen het Handvest
opnieuw als een aparte verklaring vast te stellen door de
voorzitters van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.
Via een bruggetje in het EU-Verdrag is het Handvest juridisch
verbindend verklaard en heeft het dezelfde juridische waarde
toegekend gekregen als de EU-verdragen zelf (artikel
6, eerste lid, EU-Verdrag). Sinds de inwerkingtreding van
het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is daarmee de
onduidelijkheid over de juridische status van het Handvest
definitief weggenomen.
Bij het Handvest is een toelichting
opgesteld onder verantwoordelijkheid van het presidium van de
Conventie die het Handvest in 2000 heeft opgesteld, en naderhand
aangepast door het presidium van de Conventie die het Handvest
voorbereidde voor opneming in de Europese Grondwet. De status van
de toelichting als bron van uitleg van het Handvest wordt in
artikel 6 EU-Verdrag en in de preambule van het Handvest
onderstreept: de toelichtingen moeten terdege in acht genomen
worden en de rechterlijke instanties van de Unie en de lidstaten
zullen er naar behoren rekening mee moeten houden.
De
tekst van het Handvest en de toelichting zijn in het menu
hierboven per artikel te raadplegen, inclusief de desbetreffende
rechtspraak van het EU-Hof waarin dat artikel wordt aangehaald. De
integrale teksten zijn ook hier op
de ECER-website te raadplegen.
Toepassingsgebied en reikwijdte van het Handvest
Toepassingsgebied (artikel
51 Handvest)
Het misverstand bestaat
dat het Handvest een ‘Bill of rights’ is die op alle
situaties in Europa en de lidstaten van toepassing is. Dat
is niet het geval. De opstellers van het Handvest hebben de
werking van het Handvest, in ieder geval wat de lidstaten
betreft, willen beperken tot situaties die verband houden
met het EU-recht. Dat blijkt uit artikel 51 van het
Handvest.
De bepalingen van het Handvest zijn gericht tot de
instellingen, organen en instanties van de Unie, met inachtneming
van het subsidiariteitsbeginsel.
Het Handvest is ook van
toepassing op de lidstaten, maar uitsluitend wanneer zij
het recht van de Unie ten uitvoer brengen (artikel 51,
lid 1). Het Handvest bevestigt met deze bepaling de rechtspraak
van het Hof dat de door het Handvest gewaarborgde grondrechten
moeten worden geëerbiedigd wanneer een nationale regeling binnen
het toepassingsgebied van het Unierecht valt, zodat er geen
gevallen kunnen zijn waarin het Unierecht geldt zonder dat die
grondrechten toepassing vinden. Wanneer het Unierecht toepasselijk
is, impliceert dit dat de door het Handvest gewaarborgde
grondrechten toepassing vinden. Deze uitleg omvat ook de situaties
waarin een lidstaat wil afwijken van het EU-recht, bijvoorbeeld in
het kader van het vrije verkeer om redenen van openbare orde of
het algemeen belang. Op deze situatie wordt ook gewezen in de toelichting bij het Handvest. Ten slotte is
er nog een situatie waarin een lidstaat bij een nationaal optreden
op een andere manier kan raken aan EU-recht en het Handvest van
toepassing kan zijn. In het arrest Akerberg heeft
het EU-Hof bepaald dat het Handvest steeds van toepassing is
wanneer een nationale regeling binnen de werkingssfeer van het
EU-recht valt.
Het Handvest heeft niet tot gevolg dat de
bevoegdheden en taken van de Unie worden uitgebreid of gewijzigd
(zie ook artikel 6, lid 1 EU-Verdrag). Ook heeft het Handvest niet
tot gevolg dat het toepassingsgebied van het recht van de Unie
verder wordt uitgebreid.
Tot slot moet hier worden
gewezen op het arrest Melloni,
waarin het EU-Hof heeft bepaald dat in bepaalde gevallen het
aanhouden van een lagere beschermingsgraad van EU-bepalingen
voorrang kan hebben boven een hogere nationale
beschermingsgraad.
Meer informatie over
toepassing:
Lees ook: Themafiche
van het EU-Hof over het toepassingsgebied van het EU-Handvest
van de Grondrechten (december 2017)
Kijk hier een
filmpje (20 minuten, Engelstalig) van de Fundamental Rights Agency
(FRA; zie ook kopje hierna over het EU Bureau voor de
Grondrechten) over wat (de toegevoegde waarde van) het EU-Handvest
is, hoe juristen dit zouden dienen toe te passen en hoe de FRA
hierbij kan ondersteunen.
De Academie voor
overheidsjuristen/wetgeving organiseert met enige regelmaat cursussen
over (de toepassing van) het EU-Handvest.
Reikwijdte (artikel 52 Handvest)
Voor zover het Handvest rechten bevat die overeenkomen met rechten uit het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (hierna: EVRM) zijn de inhoud en reikwijdte ervan dezelfde als die door het EVRM daaraan worden toegekend. Het is echter wel mogelijk dat het recht van de Unie een ruimere bescherming biedt dan het EVRM (artikel 52, lid 3 Handvest). In de toelichting bij deze bepaling van het Handvest staat een opsomming van artikelen uit het Handvest met dezelfde inhoud en reikwijdte als daarmee corresponderende artikelen uit het EVRM. Ook bevat de toelichting een opsomming van de Handvest-artikelen met dezelfde inhoud, maar met een ruimere reikwijdte. Voor zover het Handvest grondrechten erkent zoals die voortvloeien uit de constitutionele tradities die de lidstaten gemeen hebben, moeten die rechten in overeenstemming met die tradities worden uitgelegd (artikel 52, lid 4 Handvest).
Rechten en vrijheden die in het Handvest zijn erkend, kunnen onder omstandigheden worden beperkt. Beperkingen op de uitoefening van de in het Handvest erkende rechten en vrijheden moeten bij wet worden gesteld en moeten de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden eerbiedigen (artikel 52, lid 1 Handvest). Het evenredigheidsbeginsel moet hierbij in acht worden genomen. Dit betekent dat beperkingen alleen kunnen worden gesteld indien zij noodzakelijk zijn en daadwerkelijk beantwoorden aan door de Unie erkende doelstellingen van algemeen belang of aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Toepassing op Verenigd Koninkrijk en Polen
In Protocol nr. 30 bij de
EU-verdragen is voorzien in een specifieke regeling voor deze twee
lidstaten ten aanzien van het Handvest.
Dit protocol wordt wel
gepresenteerd als een ‘opt-out’ bij het Handvest. Echter, het gaat
hier om een interpretatief protocol dat de bepalingen van het
Handvest uitlegt, niet wijzigt. Het verandert dus niets aan de
juridische verplichtingen die voor deze landen voortvloeien uit
het Handvest of de EU-verdragen.
De belangrijkste bepaling in
het protocol is dat het Handvest het EU-Hof geen bevoegdheid
verleent om Britse of Poolse wetten in strijd met het Handvest te
verklaren. Dat staat ook in artikel 52, lid 5 van het Handvest.
Echter, indien een nationale norm is gebaseerd of verband houdt
met een EU-bepaling, dan moet de nationale rechter die nationale
norm toetsen aan die EU-bepaling in combinatie met het Handvest.
De rechter kan dan tot de conclusie komen dat de nationale norm in
strijd is met de EU-bepaling, uitgelegd in het licht van het
Handvest, en de nationale norm buiten toepassing laten.
Dit is
ook de opvatting van de Nederlandse regering, zoals opgenomen in
de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer bij het wetsvoorstel
inzake de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon.
In
het arrest N.S. heeft het EU-Hof bepaald dat
artikel 1, lid 1, van Protocol nr. 30 een verduidelijking is van
artikel 51 van het Handvest, betreffende het toepassingsgebied
ervan, en er niet toe strekt de Republiek Polen en het Verenigd
Koninkrijk vrij te stellen van de verplichting om de bepalingen
van het Handvest na te leven en evenmin om een rechtbank van een
van deze lidstaten te verhinderen om toe te zien op de naleving
van deze bepalingen. Deze kwestie ging echter niet over titel IV
(solidariteit) van het Handvest. Het EU-Hof zal dus later nog eens
geroepen worden tot uitlegging van artikel 1, lid 2, van Protocol
nr. 30.
Door de uittreding van het VK uit de Unie zijn de
EU-Verdragen niet meer van toepassing op het VK (artikel 50 lid 3
EU-Verdrag). Dat geldt ook voor het EU-Handvest, dat dezelfde
juridische waarde als de Verdragen heeft (zie artikel 6 lid 1
EU-Verdrag), en voor de Protocollen die een integrerend onderdeel
van de EU-Verdragen uitmaken (zie artikel 51 EU-Verdrag). In het
Terugtrekkingsakkoord
tussen de EU en het VK (dat tot 31 december 2020 van kracht was)
werd in artikel 2, sub a en 127 lid 2, sub b bepaald dat gedurende
de overgangsperiode het Handvest, op artikelen 39 en 40 (over
actief en passief keisrecht bij de Europees Parlement en
gemeenteraadsverkiezingen) van het Handvest na, van toepassing
bleef.
Sinds de terugtrekking van het VK uit de EU zijn
onderdanen van de VK onderdanen van derde landen. Vanaf 1 januari
2021 regelt de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst (inclusief
protocollen) de afspraken tussen de VK en de EU op diverse
onderwerpen. Over bijvoorbeeld de specifieke gevolgen van deze
overeenkomst op het gebied van migratie (en grondrechten) is een
korte
notitie op de website van FRA terug te vinden.
ICER-Handleiding nationale toetsing EU-Handvest Grondrechten
Om te waarborgen dat het Handvest van de Grondrechten door de Nederlandse overheid wordt nageleefd in beleid en wetgeving heeft de Interdepartementale Commissie Europees Recht (ICER) een 'Handleiding nationale toepassing EU-Grondrechtenhandvest' opgesteld (maart 2014).
Naast een beschrijving van situaties waarin nationale wetgeving en beleid wel (en niet) aan het EU-Handvest voor de grondrechten moeten worden getoetst, bevat de handleiding een categorisering van grondrechten op basis van het EU-Handvest, met daarbij een overzicht in hoeverre die rechten al dan niet een equivalent kennen in de Grondwet en het EVRM, en of het beschermingsniveau hetzelfde is dan wel verder gaat. Ook bevat de bijlage een overzicht van grondrechten in het Handvest die geen equivalent in het EVRM kennen. Op deze manier kan zoveel mogelijk de aandacht worden richten op die rechten die inhoudelijk verder gaan dan de Grondwet en het EVRM.
De handleiding is ook opgenomen in het Integraal Afwegingskader voor Beleid en Wetgeving en te raadplegen via de website van het KCBR.
Guidelines van de Raad
De Raad heeft in 2015 een checklist opgesteld om de verenigbaarheid met de grondrechten te toetsen bij voorstellen die onder discussie zijn in de relevante, voorbereidende instanties van de Raad.
Jaarverslagen over de toepassing van het Handvest
De Europese Commissie publiceert jaarlijks een verslag over de toepassing van het Handvest door de instellingen van de EU en door de lidstaten. Aan de hand van concrete voorbeelden wordt verduidelijkt hoe het Handvest in de praktijk toepassing vindt en door het EU-Hof wordt uitgelegd. In 2019, bij de tiende verjaardag van de inwerkingtreding van het Handvest, bleek dat het potentieel van het Handvest nog verder kan worden benut. Daarbij werd ook gewezen op het belang van het vergroten van de bekendheid van het Handvest door onder meer lidstaten en maatschappelijke organisaties.
- ECER-bericht over het jaarverslag 2019
- ECER-bericht over het jaarverslag 2021
- ECER-bericht over het jaarverslag 2023
Lees hier de jaarverslagen van de Commissie
Bureau voor de Grondrechten van de Europese Unie
De Europese Unie heeft het Bureau voor de grondrechten (Fundamental Rights Agency, FRA) opgericht om de EU-instellingen en -lidstaten te voorzien van onafhankelijke, op feiten gebaseerde assistentie en expertise op dit gebied. Het FRA is een onafhankelijk EU-orgaan, gefinancierd uit de begroting van de Unie.
- ECER-bericht - Versterkt mandaat voor het EU-Grondrechtenbureau (8 april 2022)
Op de websitepagina van het FRA over algemene EU-Handvest informatiebronnen is onder meer informatie terug te vinden over (onderdelen uit) de jaarlijkse Fundamentele Rechten Rapportages van het FRA. Hieruit wordt onder meer duidelijk hoe het gebruik van het Handvest op nationaal niveau uitwerkt en welke activiteiten ter promotie van het Handvest dan wel trainingen over het Handvest plaatsvinden. Ook zijn op deze webpagina e-learning tools over het Handvest te vinden, diverse handboeken over toepassing van het Handvest op specifieke terreinen (bijvoorbeeld over asiel, grenzen en migratie (2020), dataprotectie (2018), non-discriminatie (2018), toegang tot de rechter (2016) en kinderrechten (2015) en een rapport over 'Tien jaar EU-Handvest'. Daarnaast bevat deze webpagina informatie over kansen en uitdagingen op het gebied van de implementatie van het Handvest en overzichten per lidstaat met voorbeelden hoe lidstaten bijdragen aan het inzichtelijk maken van het gebruik en de toegevoegde waarde van het Handvest.
De
FRA brengt ook rapporten en handleidingen uit over diverse aan
grondrechten gerelateerde thema's, zoals in 2020 een Rapport
over Kunstmatige Intelligentie (AI) en grondrechten , over
Uitdagingen,
best practices en kansen van nationale
mensenrechteninstituten of over een Onderzoek
naar wat grondrechten betekenen voor de mensen in de EU.
In 2020 publiceerde het FRA
een Handboek over de toepassing van het Handvest van de
grondrechten van de EU in nationale wetgeving en beleidsvorming
(zie ECER-bericht).
Dit handboek beoogt beter inzicht in het Handvest te bevorderen,
onder meer op het gebied van de toepasselijkheid ervan binnen
wetgeving en beleidsvorming. Het handboek geeft onder meer een
toelichting op de vraag wanneer EU lidstaten (bij nationale
(ontwerp) handelingen) 'het recht van de Unie tot uitvoering
brengen' in de zin van artikel 51 van het Handvest. Ook bevat het
handboek checklisten en praktische instrumenten (inclusief
verwijzing naar relevante jurisprudentie) voor vragen rondom de
toepasselijkheid van het Handvest.
- Fundamental Rights Report 2022, Fundamental Rights Report 2021, Fundamental Rights Report 2020 , Fundamental Rights Report 2019 en Fundamental Rights Report 2018
- Handboek betreffende de nationale toepassing van het Handvest (NL) (EN)